vrijdag 30 oktober 2009

Met een hedendaagse Che Guevarra naar Martinique

Olaf wil de DDR terug. Hij noemt het 'in essentie een zeer humaan experiment'. Daarmee geeft de voormalige Oost-Duitser blijk van een stuitend gebrek aan praktisch inzicht, want a) gaat het communisme in tegen de menselijke natuur en kan daarom als systeem alleen maar falen en b) is de herdistributie van inkomen alleen mogelijk als de staat alle productiemiddelen in handen heeft, waarmee een voedingsbodem voor dictatuur en repressie gecreëerd wordt. Dit weten we allemaal.

Maar in de twee decennia na de 'wende' is bij Olaf een sterk gevoel van nostalgie gegroeid. De gedachten aan zijn jonge jaren in de DDR hebben allen een roze randje gekregen; een klassiek geval van 'tempo doeloe'.

Olaf draagt felgekleurde overhemden als de zon schijnt en skipulli's als het bewolkt is. Een plukje gezichtshaar siert het gebied tussen kin en onderlip. Soms heeft hij opeens een rode zakdoek om zijn nek geknoopt. Olaf heeft zich opgeworpen als de leider van het kleine contingent passagiers aan boord. Elke groep heeft een pikorde en Olaf is een haantje. Hij geniet als mensen naar hem luisteren, maar geniet minstens zoveel als hij je kan bestoken met vragen. Olaf heeft op een gegeven moment in zijn leven besloten dat hij een zeer sociaal persoon is die elk mens mooi vindt.

Voor mensen als Olaf is het frustrerend als ze zich geconfronteerd zien met iemand die niet onder de indruk is van het humanitaire circusnummer dat ze opvoeren. Met de vastberadenheid van een Jehova's getuige proberen ze je dan in hun kamp te krijgen. Je wordt hun speciale project. Het is nog niet te laat voor je. Dus deelt Olaf elke dag levensverhalen met me en doet hij pogingen om me te verleiden tot het uiten van m'n zieleroerselen.

En nu heeft hij een sabbatsjaar en gaat het Latijns-Amerikaanse continent ontdekken. Hij betrapt me als ik in de Lonely Planet lees. 'Die heb ik niet gekocht', zegt hij. 'Zonde van de bomen. Ik wilde hem op CD-ROM hebben, maar blijkbaar bestaat er geen digitale versie. Vind je dat niet raar?' Ik vind dat verre van raar, want het doel van een reisgids – zeker één als de LP – is immers dat je in de achterlijke dorpjes van de bananenrepublieken en apenlandjes die voor ons liggen, informatie – zeg: een plattegrondje met hotels – snel tot je beschikking hebt. Hardcopy, zoals dat heet, met een onverwoestbare kaft, die je uit je backpack kan trekken en direct kan raadplegen.

Ik zie Olaf al zitten op een stoffige straat met zijn laptop en de gedroomde digitale Lonely Planet, driftig klikkend, het zweet dat over zijn rug druipt, het scherm onleesbaar door de zon, en even verderop een paar dieven die een overval voorbereiden.

Het vermoeden dat Olaf een naïeve reiziger is, wordt de volgende dag bevestigd. We stappen met z'n allen in een taxibusje dat ons van de haven van Martinique naar hoofdstad Fort de France brengt; een noodzakelijk kwaad voordat we in de stad onze eigen weg kunnen gaan. Olaf is zenuwachtig. De taxichauffeur vertelt afwisselend in het Frans en het Engels. Niet alles is even interessant – 'dit hier rechts is een cementfabriek' – maar Olaf is doodsbang dat hij vitale informatie mist. 'Wat zei hij nou? Monsieur, monsieur! Can you repeat that?' Als we door de buitenwijken van Fort de France rijden plakt Olaf zijn gezicht tegen de ruit. Met grote ogen kijkt hij naar de de huisjes van golfplaat en aanschouwt de 'verelendung'. Hij likt nog net niet aan het raampje.

Olaf vraagt de chauffeur waar het postkantoor zich bevindt. We komen er toevallig langs. 'Wilt u er hier al uit? Vanavond sta ik op de grote parkeerplaats hier om de hoek.' 'Nee!' Olaf gilt bijna. 'Ik wil zien waar de ontmoetingsplaats is!'

Er zijn wat zuchten van verlichting te horen als we het busje uit kunnen. Olaf kijkt om zich heen alsof hij zojuist op Mars is geland. Er staat wat lokale jeugd op de parkeerplaats. 'Hallo daar, hoe gaat het?', vraagt de communist op de joviaalste toon die hij in zijn register heeft. De negers met de gouden tanden en T-shirts met dollartekens en diamanten erop reageren niet. Het demasqué van Olaf is compleet. Buiten de gecontroleerde omgeving van de boot met vooral Duitstalige medepassagiers blijft er bitter weinig van hem over.

Op de terugweg is hij stil. Pas op de boot beginnen de praatjes weer. Later die avond vraag ik Jurgen, ook een Ossie, wat hij van Olafs DDR-sympathieën vindt. 'Zoals Olaf zijn er duizenden', zegt hij. 'Het enige dat ze willen is weer met de tram mee kunnen voor tien pfennig.' Wijze woorden.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten