vrijdag 19 maart 2010

Sjieke dief

Na vijf maanden Midden-Amerika ben ik niet beroofd, bestolen, overvallen, opgelicht, verkracht of vermoord. Zelfs mijn zakken zijn – voor zover ik weet – niet gerold. Ik ben gevrijwaard gebleven van alle criminaliteit waar dit deel van dit wereld – deels onterecht – bekend om staat. Tot vorige week.

Ik verliet de betonnen jungle van Guatemala-stad direct na aankomst op het vliegveld. De taxirit naar Antigua, de vroegere koloniale hoofdstad, duurde korter dan verwacht en zodoende heb ik bij aankomst geen idee waar ik wil verblijven.

Ik laat me afzetten in het Parque Central, dat omgeven is door oude regeringsgebouwen en een kathedraal. In de namiddagzon maak ik het me gemakkelijk op een bankje en haal de Lonely Planet tevoorschijn. Op de achtergrond klatert de fontein, die bestaat uit sculpturen van naakte vrouwen. Ze houden hun handen voor de borsten. Tussen hun vingers door spuit water. Zakenmannen en studenten gebruiken hun laptop (in Guatemala wordt de was nog met de hand gedaan, maar draadloos internet is overal). Schoolkinderen kopen mierzoete versnaperingen. Toeristen maken foto's. Mijn natuurlijke argwaan zakt tot een nulpunt.

Twee mannen van een jaar of vijftig stappen op me af. Ze dragen beiden een blauw overhemd met het logo van een reisbureau. Om hun nek hangt identificatie met foto. Hun grijzende haar is strak naar achteren gekamd. Ze zien er gesoigneerd uit. De vraag: heb ik interesse om morgen Pacaya, een actieve vulkaan te beklimmen. De prijs is twintig dollar. Ik dien warme kleren, water, iets te eten en wat kleingeld mee te nemen, zodat ik een stok kan kopen bij één van de kinderen aan de voet van berg. Dat maakt het klimmen een stuk makkelijker. We hebben een geanimeerd gesprek in het Spaans, maar wanneer ik vastloop schakelen de heren moeiteloos over in het Engels. Ik betaal twintig dollar en krijg een reçu.

De volgende dag sta ik om twee uur op de afgesproken plek. Jullie voelen hem al aankomen: geen bus, geen gesoigneerde welbespraakte gids te zien. Ik loop naar het kantoor van de touroperator en vraag of de excursie van twee uur al vertrokken is. 'Ja, je bent te laat, waarom stond je niet hier om twee uur?' 'Omdat jullie me vertelden dat de tour vanaf café Condessa vertrok!', zeg ik. Ik laat mijn ontvangstbewijs zien. 'Sorry jongen, maar je bent opgelicht.'

Goed het is maar twintig dollar, daar gaan we niet dramatisch over doen. Nauwelijks een stukje waard. Ik haal het aan om wat er daarna gebeurde. De eigenaar belt direct met het hoofd van Iquat, de plaatselijke VVV. Het is een geagiteerd gesprek en ik begrijp dat hij eist dat er eindelijk wat gedaan wordt aan de oplichters. 'Als je morgen langs gaat bij Iquat krijg je je twintig dollar terug', zegt hij nadat hij heeft opgehangen. 'En ik bel nu de chauffeur van de bus op en zeg dat hij omkeert. Dan mag je gratis mee.'

Ook dat is Guatemala.

zaterdag 13 maart 2010

Tabula rasa

Het is lekker om weer onderweg te zijn. En om al m'n bezittingen weer op de rug te dragen geeft een opgeruimd gevoel. Mijn hotelkamer zag er de laatste tijd uit alsof er een bom was ontploft.

Ik kijk ernaar uit om mezelf opnieuw te kunnen uitvinden op een andere plek. Het grootste genot van reizen is los te zijn van alle sociale banden. Daar waar niemand je kent, kun je zijn wie je wilt zijn. Je hebt zo veel of zo weinig verleden als je maar wenst.

Op Little Corn Island bleef ik te lang en werd ik op een dag wakker als een onderdeel van een sociaal netwerk. Mensen dachten me te kennen en ik dacht hen te kennen. Ik had een mening over hen en zij hadden een mening over mij.

Zodra deze eerste beeldvorming heeft plaatsgevonden valt hij slechts met pijn, moeite en tijd aan te passen. Misschien heb je dingen gezegd waar je spijt van hebt, misschien waren er momenten waar je het naliet iets te zeggen. Hoe dan ook: je hebt ankers uitgegooid. Een volgende interactie nuanceert het beeld hooguit. Door nuance op nuance te stapelen, leren homo sapiens elkaar stukje bij beetje kennen.

Maar dat is een inspanning die doorgaans bewaard wordt voor de echte wereld en waar de reizende escapist weinig geduld voor heeft. Het idee om opnieuw te kunnen beginnen in een omgeving vol vreemden maakt me ongeduldig en gretig.

Of ik doe het omgekeerde en vlieg eerst een tijdje onder de radar. Wekenlang met niemand praten is namelijk ook een privilege dat exclusief aan de reiziger toevalt.

vrijdag 5 maart 2010

Eilandkoorts

Krijg toch allemaal de kolere, val voor mijn part allemaal dood!

Eerlijk waar, niemand geeft ene bal om jullie zweterige eilandje. Ja meneer de duikinstucteur, je hoort het goed. Ik ben het zat om elke avond de verhalen over je veroveringen aan te moeten horen. Je bezit de emotionele reikwijdte van een fruitvlieg. In de echte wereld ben je geen stuiver waard, daarom leef je hier. Maar ik zal het nooit in je gezicht zeggen. Want daar is dit incestueuze eiland te klein voor. Mensen die in een vat buskruit leven, kunnen niet met vuur spelen, dus behandelt iedereen elkaar met fluwelen handschoenen en word de spanning elke dag een beetje groter. Dus roddelen we als een stel oude wijven. Om maar een uitlaatklep te hebben. Nieuws en gerucht gaan als een sprintend vuurtje in de rondte. Nou, ik vertel vanaf nu dus mooi niemand meer iets.

En altijd weer die overspannen paringsdans rond dat kampvuur. Ja Patrick, we weten dat je voorleest op het schooltje hier. Je bent grotere kindervriend dan Sinterklaas. Maar dat domme Deense wicht, krijg je toch wel het bed in, dus laat het toneelstuk maar achterwege. Kijk, daar loopt zo'n smerig lokaaltje. Pak hem maar op, aai hem over de bol, praat halfbakken-Creools tegen hem. Hup, op de schoot van de Deense, dat negertje. Hij is om op te vreten met z'n grote bruine ogen. 'Oh, ik wil hem mee naar huis nemen', zegt ze. Goed gedaan jongen, je hebt de eierstokken doen rammelen, ik hoor de verhalen morgenochtend wel weer.

En jou ben ik ook zat, Lili. Van je onvermogen om dit eiland te zien voor wat het is, word ik horendol. Altijd positief en vrolijk, altijd het beste in de mens willen zien; het zijn eigenschappen die geroemd worden, maar er komt een moment dat je hardhandig wakker wordt geschud. Als je wereldbeeld uit elkaar spat, wil je me dan even bellen om te zeggen dat ik toch gelijk had?

Maar jij kan ook de kolere krijgen, Jorden Tiebout. Jij en je pokkehumeur. Op een andere dag was alles van je afgegleden als water van een eend. Onbenoembare frustraties knagen aan je. Ze laten je zelfvertrouwen wegkwijnen en dat compenseer je met arrogantie. Je weet dit al langer, maar hebt er nog altijd geen remedie voor gevonden. Je ergert je de laatste tijd aan je woorden: degene op papier en degene die uit je mond komen. Je hebt moeite mensen te laten luisteren, je maakt ze niet meer aan het lachen. Ze zien je niet meer. Het voelt alsof je vocabulaire krimpt. Je probeert het te forceren, maar dat heeft een averechts effect. Al het kwikzilver is gestold. De magie van eerder, je kunt er niet meer bij. Je bent een stamelende peuter. Je wilt schreeuwen en schoppen en je voelt je verder dan ooit verwijderd van de persoon die je wilt zijn. Je bent bang dat je het niet meer terug zal kunnen vinden. De ratio zegt dat het goed komt (dat kan toch niet anders?), maar het hart is angstig.


En nu dames en heren goedenacht. Deze jongen zegt vaarwel. Hij huilt zich liever in slaap, dan nog meer van jullie gezemel aan toe moeten horen. Geniet nog van het kampvuur. Er is er pas over twee dagen weer één. Wie heeft m'n fles rum gejat? Afblijven, niet van jou.

Ik kom laat uit bed. Te laat om de frisheid van de Caribische ochtend nog te kunnen proeven. Ongeschoren, katerig en met de galsmaak nog in m'n mond loop ik door het dorp; het shirt halfopen en de mondhoeken naar beneden. Langdurig alcoholgebruik maakt me paranoïde. De wereld heeft het slechtste met me voor. M'n zenuwen zijn op. Ik besluit de volgende dag nog te vertrekken.

Een Amerikaanse familie komt me tegemoet. Vader en moeder dragen witte sokken in hun slippers. Zoonlief draagt een lang shirt van synthetische stof van de Chicago Bulls. Geen verheffend beeld. Maar de dochter van zestien staart naar me en als ik haar blik vang, bloost ze en kijkt naar de grond. Ik loop verder met een grijns op je gezicht. Voor wie meisjes van zestien kan laten blozen, is het nog niet te laat. Geluk zit net zo goed in een klein hoekje.

(Dat neemt niet weg dat het de hoogste tijd is dat ik mijn biezen pak.)