Ik ben een
cultuurgrazer. Links en rechts hap ik gezapig willekeurige films of
boeken weg. Er zit geen plan achter, geen sturm und drang. Ik
onderhoud geen grote fanschappen: niet van stromingen, niet van
periodes, niet van genres, niet van kunstenaars. Zelden word ik
overvallen door de verzameldrang die hoort bij idolatrie: de wens om
alles te lezen, horen of zien van een artiest, band of schrijver; de
behoefte om het plaatje compleet te hebben.
Er zijn twee
uitzonderingen. Ik ben fan van Leonard Cohen en fan van Tommy
Wieringa. En, toeval of niet, Tommy Wieringa is ook fan van Cohen (of
Leonard Cohen fan is van Tommy Wieringa is niet bekend). Ik kan blind
de momenten opnoemen waarop Wieringa in zijn boeken naar Cohen
refereert.
- In Joe Speedboot hoort protagonist Fransje het lied Suzanne en merkt op dat het een veel te mooi liedje is voor de omstandigheden en de omgeving.
- In Ik was nooit in Isfahaan denkt Wieringa aan Cohen op het eiland Hydra, waar Cohen gedichten schreef in de jaren ’60. Wieringa schrijft: “Het laatste dat ik van Cohen hoorde is dat hij in een zenklooster op een berg leeft. Hij zingt: ‘I fought against the bottle, but I had to do it drunk’.” (uit That don’t make it junk van het album Ten new songs)
- In Caesarion ontmoet Ludwig Unger een dame die opmerkt dat ze trouw is geweest aan haar echtgenoot “give or take a night or two”. (uit Everybody knows van het album I’m your Man)
Telkens als ik Cohen tegenkom in
Wieringa word ik vervuld door kinderlijke opwinding en een vermoeden
van een sterke esthetische verwantschap die verder gaat dan een
wederzijds gebrek aan hoofdhaar (over de kaalheid zei Wieringa eens
in een interview: “Alle kale mannen zijn ijdel, anders zouden we
ons niet kaalscheren.” Ik kan dat beamen).
Ik bezit geen gesigneerde boeken
behalve twee verhalenbundels die Tommy Wieringa gesigneerd heeft. In
Amsterdam 2009, “Voor Jorden, voor onderweg” in Ik was nooit
in Isfahaan en onlangs “Voor Michelle, iemands muze. Voor
Jorden, geluksvogel” in Ga niet naar zee. Een pracht van een
opdracht die enige verduidelijking behoeft.
Begin 2015, putje winter. Ik ontvang
een bericht van collega Jo Komkommer van het hotel waar ik nachtwaak.
“Jorden, ga even zitten. Tommy Wieringa komt in maart twee weken in
het hotel slapen.” Het antwoord:
“Beste
Jo, sta
me toe even ineloquent te reageren: whohooeoeoeoeoeoeooeeooeo.
*giechelt als een tienermeisje*”
Ik werk in een hotel waar de letteren
een warm hart toegedragen worden. We lezen allen goede boeken, maar
niemand zoveel als Jo Komkommer. Een boek per week verslindt hij.
Zijn honger is niet te stillen. Men zegt dat komkommers voor 96% uit
water bestaan, maar Jo Komkommers bestaan voor 96% uit literaire
anekdotes. Over wat George Simenon toen en toen zei over zus en zo.
Over hoe hij met Herman Brusselmans in de polyvalente zaal van
wijkcentrum Cortina in Borgerhout discussieerde over het vroege werk
van elektropopband Deutsch-Amerikanische Freundschaft. Hij krijgt
gesigneerde boeken van schrijvers waar dingen instaan als “Voor
mijn literatuurvriend Jo”. Dikwijls ligt er een print voor me klaar
met wat woorden van PG Wodehouse of Raymond Chandler of Karel van het
Reve of Evelyn Waugh om te lezen tijdens de nachtshift.
Niet zo lang geleden zochten we een
nieuwe nachtwaker voor twee dagen in de week. Het moet een hoogdag
zijn geweest voor Jo Komkommer toen zich in de stapel sollicitaties
een brief bevond van een Echte Schrijver. In Vlaanderen is zijn naam
bekend. In de jaren '90 was hij zelfs even een cultfiguur. Hij
schreef een paar bescheiden bestsellers en boeken die kritisch goed
ontvangen werden, maar belangrijker nog: Jo Komkommer had ze gelezen
en onlangs op een boekenbeurs allemaal laten signeren. De man met de
pen achter de tafel kwam op sollicitatiegesprek bij de man die met
een stapel boeken in de rij stond. De uitkomst mag bekend
verondersteld worden.
Jo Komkommer heeft een Everest van
boeken beklommen, maar van Tommy Wieringa nooit een letter gelezen,
mijn aanbevelingen ten spijt. Van Ilja Leonard Pfeiffer daarentegen
heeft hij alles gelezen, en die komt ook slapen. Dus het komt goed
uit. Komkommer mag Pfeiffer het hof maken. Zo hoeft niemand zich een
muurbloempje te voelen, straks tijdens die twee weken in de vroege
lente.
Omdat ik mijn bewondering voor het
werk van Wieringa niet onder stoelen en banken steek – dat zou
onmogelijk zijn in een bibliofiele omgeving als Hotel 't Sandt – is
de komst van de schrijver een Groot Ding geworden. Ik word er continu
aan herinnerd door collega's en ander gespuis. Wat ga je vragen? Wat
ga je zeggen? Ga je boeken laten signeren? Hoeveel en welke? Ga je
zeggen dat jij ook schrijft? Gaan jullie beste vrienden worden? Ik
word er een beetje moe van in het hoofd. Thuis is het hetzelfde, want
mijn vriendin is ook fan. Ze koopt kaartjes voor de voorstelling in
de Bourla-schouwburg waar Wieringa en Pfeiffer optreden met Dimitri
Verhulst en Thé Lau en vraagt om de haverklap “wanneer checkt
Tommy in?” en: “Ik verwacht wel dat we minstens uit eten gaan met
Tommy en z'n vrouw of vriendin of whatever.”
Ik moet er ook bij zeggen dat mijn
geliefde Tommy Wieringa
seksueel aantrekkelijk vindt. (Mannen die mijn vriendin opwindend
vindt: Alan Rickman en Stellan Skarsgard (anno 1995), Bert van
Marwijk (WK 2010), Mads Mikkelsen en Tommy Wieringa (anno nu)). Eind
2009 nam ik mijn gesigneerd exemplaar van Ik was nooit in
Isfahaan mee op een reis van een
half jaar door Latijns-Amerika. In mijn afwezigheid bezocht Michelle,
toen nog niet mijn vriendin, op mijn aanraden een optreden van Tommy
Wieringa. Ik kreeg een e-mail: “Zeg, maar die Tommy Wieringa is ook
een knappe vent!”.
Dan
is het maart en komt het bericht dat Tommy Wieringa zijn verblijf
verkort van twaalf naar vier nachten en vraag ik me vertwijfeld af
hoe ik nog beste vrienden met hem kan worden. Komkommer kan
schaamteloos de fan uithangen, en doet dat ook, maar ik neem mezelf
al iets te serieus als aspirant-schrijver om als een groupie bij de
artiestenuitgang te staan wachten. Ik wil, als het even kan, als een
gelijke gezien worden, een (vak)broeder, een verwante ziel, een
inspirerend mens. Het is allemaal zeer vermoeiend.
Ik
heb een middagdienst op de dag van de voorstelling in de Bourla. Thé
Lau en Ilja Leonard Pfeiffer zijn ingecheckt, Wieringa komt later die week. Daar lees ik niks in. Ik ga er dan nog vanuit dat hij ervoor
heeft gekozen om naar huis te rijden na het optreden, maar als de
voorstelling tien minuten oud is, concluderen we dat Tommy er niet
is. Michelle is furieus. Ik vind het niet zo erg, want de heren maken
er een goed optreden van, ik vermaak me en bovendien: de teksten van
Wieringa ken ik al, nu is het allemaal nieuw.
Niemand gelooft me, iedereen vindt het héél zielig. De Echte Schrijver biedt aan zijn connecties aan te spreken voor een ticket op een andere datum. Ik bezweer hem dat het niet nodig is.
Niemand gelooft me, iedereen vindt het héél zielig. De Echte Schrijver biedt aan zijn connecties aan te spreken voor een ticket op een andere datum. Ik bezweer hem dat het niet nodig is.
Natuurlijk
wrijf ik het Tommy Wieringa wel even in als hij later die week
Antwerpen toch weet te vinden en in de hotelbar zit. “Dus mijn
vriendin had speciaal kaartjes gekocht...” “En toen was ik er
niet!” vult hij aan. Ik bespeur een klein beetje spijt en schaamte
onder het joviale voorkomen van de grote man die vaak en aanstekelijk
lacht, en dat mag. De gesprekken met Wieringa die dagen zijn
noodgedwongen kort en vaak zakelijk, maar aangenaam. Ik vertel de
anekdote over de komst van collega Echte Schrijver naar het hotel.
Hij kent hem nog. Opperste verbazing en weer die kenmerkende
bulderlach. (Nu ik dit opschrijf, realiseer ik me dat er die week op
donderdagnacht drie winnaars van de 'Tzum-prijs voor beste zin in een
literair werk' in Hotel 't Sandt aanwezig waren. Wieringa, Pfeiffer
en collega Echte Schrijver; twee voor de balie, één erachter.)
Uiteraard
vergeet ik honderd andere dingen die ik had kunnen of willen zeggen
of vragen. Ik waarschuw Wieringa dat ik nog een boek onder zijn neus
zal duwen om te signeren.
Als
ik me de volgende nacht verontschuldig,
omdat mijn vriendin al iets in zijn boek had geschreven - het was een
cadeau - zegt hij: "Jouw vriendin is Vlaams? Daar ben ik jaloers
op. Die taal heb ik altijd in mijn bed willen hebben. Vlaams is
hypererotisch."
Hij signeert met “Voor Michelle, iemands muze. Voor Jorden,
geluksvogel.”
Het
is een opdracht waarmee iedere fan in zijn nopjes kan zijn, maar wat
blijft hangen is “Die taal heb ik altijd in mijn bed willen
hebben.” Een prachtige zin, een echte Wieringa-zin. Hij formuleert
de gedachte op de enige manier die een goede zin oplevert. Niet: Ik
heb altijd het bed willen delen met een vrouw met een Vlaamse
tongval, niet: Ik heb altijd al een vrouw die Vlaams spreekt in mijn
bed willen hebben – rammelende, middelmatige zinnetjes – maar:
Die taal heb ik altijd in mijn bed willen hebben. De virtuositeit die
zonder nadenken ingeeft dat je de taal moet personifieren, dat je de
taal zélf het bed in moet slepen, dat is Tommy Wieringa.
Dan
is er groot nieuws. Het komt via het cultuurminnende netwerk van Jo
Komkommer – uiteraard. Hees, opgewonden gefluister over de digitale
tam-tam: Tommy Wieringa heeft over ons geschreven. In de krant. In
zijn column. Het schijnt dat hij ook iets over jou zegt...
Kan
het waar zijn? De eer dat de schrijver die je het meest hoog acht,
woorden vuil maakt aan jouw persoontje? Het is waar. Het heet “Hotel
der Letteren”. Het is een stukje over verbazing. “Nooit eerder
ontmoette ik hotelpersoneel dat zoveel liefde voor de letteren
bezat,” schrijft hij. Jo Komkommer wordt vereeuwigd: “De
receptionist raadt me Jeffrey Eugenides aan en deponeert op een
ochtend een exemplaar van Evelyn Waughs Scoop
op de ontbijttafel, voorzien van een opdracht.” En over collega
Echte Schrijver: “Nu weet ik dat hij in de nachtelijke uren,
wanneer iedereen uitrust van zijn dag, beneden aan de receptie aan
zijn grote roman zit te schrijven die de wereld zal verbazen.”
Met
aarzeling lees ik de zinnen die over mij gaan. “De nachtwaker
betreurt in ernstige en gevoelvolle bewoordingen dat ik een paar
dagen tevoren niet bij de premiere van onze voorstelling in de
Bourla-schouwburg kon zijn.” Ernstig en gevoelvolle bewoordingen...
Ernstig en gevoelvol. Dat zijn goede adjectieven. Hele goede. Vooral
in de combinatie. Je kan het een stuk slechter doen dan ernstig en
gevoelvol. (frivool en gevoelloos, om maar wat te noemen). Als ik
voortaan alles ernstig en gevoelvol zou kunnen doen, dan sterf ik een
tevreden man.
Ernstig
en gevoelvol zal ik schrijven, ernstig en gevoelvol zal ik het
vuilnis buiten zetten. Ernstig en gevoelvol zal ik in- en uitchecken.
Ernstig en gevoelvol zal ik de hypererotische Vlaamse liefde
bedrijven.