Hij
is oud geworden. Het scherp afgelijnde ringbaardje van vroeger is
uitgegroeid tot een volle grijze baard. Ook heeft 'Mister Big J.'
zijn grote gouden oorring ingeruild voor een bescheiden koperkleurig
exemplaar. Hoewel zijn lichaamsomvang nog altijd bij zijn bijnaam
past – mogelijk is hij zelfs groter dan toen – is hij minder
nadrukkelijk aanwezig, hij oogt kleiner. Er is iets schuchters in
zijn houding gekropen, een aarzeling in zijn tred. De man die ik me
herinner was trotser, paradeerde als een haan door zijn winkel. Hij
draagt een leesbril.
Het
is bijna vijf jaar geleden dat ik Cahuita voor de eerste keer aandeed
en mijn vuile was, net als nu, binnenbracht bij Mister Big J. Ik schreef:
“Op
de deur van zijn winkel staat: 'De laatste cowboy van Cahuita.' Het
is een 'one-stop-shop'.
Bij hem kun je terecht voor een snorkeltour, fietsverhuur, excursies
te paard, boekenuitleen, een bezoek aan het indianenreservaat,
lezingen over lokale geschiedenis en nog minstens twintig andere
diensten. Zijn core
business
is echter de wasserette. Voor vier dollar wast de laatste cowboy van
Cahuita je vuile onderbroeken die je schoon, droog en opgevouwen
terugkrijgt in een vuilniszak met je naam erop.”
Het
dienstenaanbod is hetzelfde, de locatie een andere. Ik dacht even dat
Big J. op zijn paard de horizon tegemoet was gereden, maar de winkel
blijkt drie straten verderop te zitten. 'Ja, het vorige pand huurde
ik', zegt hij in heerlijk Caribisch Engels. Hij leunt zwaar op zijn
balie. 'Dit is mijn eigen pand. Dit stuk land is al jaren van mijn
familie, maar er was hier eerst niks. Het was een donkere hoek. Nu is
het anders.'
'Anders'
is niet goed. Ik was bang een onherkenbaar Cahuita aan te treffen
toen de bus uit San Jose het kleine station binnenreed. Er was geen
reden om aan te nemen dat Cahuita gevrijwaard zou blijven van het lot
van Puerto Viejo, een kleine twintig kilometer zuidelijker, dat door
het toerisme volledig is uitgezogen, afgekloven en geperverteerd tot
een pseudo-oord waar elke winkel dezelfde kitsch verkoopt.
Mister
Big J. knikt bedachtzaam: 'Er is iets meer bijgebouwd, maar het is
hier nog goed. Ja, de ziel van de plek is nog hetzelfde.' Ik weet
niet of ik zijn optimisme deel. Het straatbeeld is min of meer net zo
als op mijn foto's en toch heb ik de neiging om achter elke boom en
onder elke steen te kijken of daar het echte Cahuita misschien is. Ik
mis iets, het is alsof je moeder je favoriete beer heeft gewassen en
nu ruikt hij niet lekker meer.
Om
te beginnen wordt er teveel Spaans gesproken. Vijf jaar terug had je
geen woord Spaans nodig in Cahuita. 'Meer Spaans, ja', beaamt Big J.
'Meer zaken zijn nu in handen van latino's. Spaans wordt de norm.
Mijn ouders kwamen uit Jamaica, die vonden het belangrijk dat wij
Engels bleven spreken in dit land. Mijn oudere broer ging naar een
Engelse school, daar betaalden ze voor. Toen ik aan de beurt was,
ging de Engelse school dicht. Ik heb altijd thuis Engelse les gehad,
van mijn moeder.'
En
waar zijn de rasta's? Waarom zie ik geen rasta's meer op straat?
'Rasta is uit, man. De jonge mensen willen geen rasta meer zijn. Ze
willen mooie kleren en internettoegang en vlees eten. Alle rasta's
die we hier hebben zijn oud.'
Het
jongmens trekt weg. Er is geen opvolging. Dus worden restaurants,
hotels en bars verkocht aan Amerikanen en Duitsers en Italianen en
aan Spaanstalige ondernemers uit de binnenlanden van Costa Rica. Die,
voor de vorm, een paar Caribische gerechten op de kaart laten staan,
maar helemaal hetzelfde smaakt het niet. Ook omdat het geserveerd
wordt door een latina-meisje zonder Jamaicaanse tongval.
Zelfs
Miss Edith, het meest vermaarde Caribische restaurant van Cahuita,
heeft een knieval gemaakt; op de kaart staat naast de Jerk-chicken
nu een selectie 'internationale gerechten'. En ook Miss Edith is
grijs. Dat was ze al, maar nu is ze nog grijzer. Lang kan het niet
meer duren.
En
Coco's bar heeft een lik verf gekregen en heeft tafeltjes met
parasols buiten staan. Er loopt een zure manager rond, een Italiaanse
kenau, die de zwarte bediening in het gareel houdt. Ze serveren er nu ook eten. Dezelfde naam, dezelfde plek, hetzelfde uiterlijk, maar al met
al een andere bar dan ik me herinner. Coco's was na een bepaald uur
ronduit vuig. Het zat er vol met 'mannetjes' die een beetje drugs
dealden, een beetje pooier speelden en een fooi vroegen als ze je
sigaret aan staken. Negers van lager allooi die niet binnen mochten,
staken hun hoofd door het raam en staarden naar je met bloeddoorlopen
ogen. Niet het soort bar waar je je portemonnee op tafel zou laten
liggen. Maar de sfeer was verslavend, de muziek geweldig. De barman
draaide simpelweg waar hij zelf graag naar luisterde, een mix van reggae en varianten op reggae: oud en nieuw, bekend en zeer obscuur.
Nu is het moment dat de nieuwe uitbater voor de zoveelste keer 'The
Best of Bob Marley' opzet – want hij weet niet beter – niet
veraf.
Mister
Big J. weigert toe te happen. Hij is van het type dat wars is van
pessimisme of mijmeringen over wat ooit was, maar niet meer is.
Sombere gedachten kun je beter negeren, want anders wordt je somber.
'Ja, ja, alles verandert', zegt hij met vrolijke verwondering. 'Maar
het is nog steeds goed leven hier. Je was is om 5 uur klaar.'
Cahuita
was de eerste plek die ik aandeed in Latijns-Amerika toen ik van de
boot afstapte. Het is die eerste liefde van wie je hoopt dat het goed
met haar gaat. En die niet mag veranderen.