Van
de Pan-American Highway, ook wel de Panamericana of
Interamericana genoemd, moet u zich niet teveel voorstellen.
Grote delen ervan bestaan uit onopmerkelijke kilometers tweebaansweg
met een zanderige berm en slordige lintdorpen erlangs. Soms ligt er
een hond op de rijbaan te zonnen. De Panamericana is desondanks
beroemd omdat het een ononderbroken weg is over twee continenten die
de automobilist kan volgen van Alaska tot Ushaia, de meest
zuidelijke stad ter wereld, in Argentinië. Een weg van de
bijna-Noordpool tot de bijna-Zuidpool.
Alleen
is het niet waar.
Want,
zoals een ieder weet die ooit van Zuid- naar Midden-Amerika heeft
willen gaan, zit er een gat in de weg. Op de grens van Colombia en
Panama bevindt zich niets behalve moerasland en dicht regenwoud: de
beruchte Darien Gap.
Ik
ben in Colombia en wil naar Panama en moet dus de Darien Gap over
zien te geraken. Vier jaar geleden stond ik aan de andere kant, in
Panama, maar had geen enkele behoefte om over de Gap te gaan.
Vrienden en vriendinnen met bestemming Colombia zag ik gehaast verder
reizen, terwijl ik nog een fles bier bestelde in mijn zoveelste
nieuwe stamkroeg. Sommigen namen het vliegtuig, anderen waren
avontuurlijker en hadden een slaapplaats geboekt op een zeilboot van
Colon naar Cartagena. Toen bestonden er, in mijn herinnering, geen
andere opties: het was vliegen, varen of nog bier bestellen.
Nu is
het anders. De neo-Marxistische guerrilla-groepen die Colombia
decennialang in een wurggreep hielden zijn verslagen. De bekendste,
de FARC, heeft zich als een gewond dier in de jungle teruggetrokken
om te sterven. De FARC is geen schim meer van de terreurbeweging die
ooit sterk genoeg was om de snelwegen te kapen en de facto regeerde
over grote stukken ruraal Colombia.
Waar guerrilla-groepen zich terugtrekken, daar marcheren toeristen voorwaarts.
Zodoende
zit ik met een handvol Westerse rugzakreizigers en een contingent
lokalen in een speedboot op weg van Turbo, Colombia naar het dorp
Carpurgana aan de Caribische kust. Vandaar kan men een bootje nemen
naar de militaire buitenpost Puerto Obaldia in Panama. Een nieuwe
route van Colombia naar Panama, die de reisgidsen pas sinds kort
durven op te nemen. We gaan weliswaar niet dwars door de Darien Gap –
we stuiteren er zo'n beetje langs – maar het is de meest directe
weg in 20 jaar.
Begin
jaren '90 was het populair onder avonturiers om de Darien Gap te voet
over te steken met een lokale gids. Niet iedereen die in Panama de
jungle inliep, kwam er aan de Colombiaanse kant weer uit. Vanwege een
opflakkering in guerrilla-activiteiten en het bijkomende gevaar van
drugssmokkelaars op de paden die geen pottenkijkers wensten, plus de
natuurlijke gevaren die inherent zijn aan het regenwoud, besloten
Panama en Colombia toeristen voortaan te weren.
In
Carpurgana miegelt het van de soldaten. Het is een surreëel tafereel
om een militair in volle wapenrusting te zien op een Caribisch strand
waar toeristen zonnebaden. Hun zwaarheid – laarzen, rugzak,
kogelvrij vest, machinegeweer, ammunitiegordel – contrasteert met
de lichtheid van zwembroeken met Hawaii-print en minuscule bikini's.
Je denkt dat de soldaten elk moment in het zand kunnen wegzakken,
terwijl de toeristen zeker licht genoeg zijn om te zweven op de
bries. Er gaan geen wegen naar Carpurgana, er zijn geen auto's,
alleen magere paarden en gammele karren. Het is een enclave uitgehakt
in de jungle van Darien. De soldaten zijn zwaar zodat wij licht
kunnen zijn.
Ik
blijf een week om licht te zijn.
Colombia
heeft sinds 1964 onophoudelijk gewapend conflict gekend binnen zijn
landsgrenzen. Daarvoor was het van 1948 tot 1958 open burgeroorlog.
In het machtsvacuüm dat volgde schoten de paramilitaire groeperingen
als paddenstoelen uit de grond: naast het staatsleger vochten op het
hoogtepunt van het conflict tientallen extreem-linkse guerrilla-groepen in wisselende allianties, plus de privélegers van
de grote drugskartels, plus paramilitaire-bendes gefinancierd door de
rijken, de industriëlen en de grootgrondbezitters van Colombia, in
het leven geroepen om “hun eigendommen te beschermen”. Kortom:
chaos.
Nu is
het 2014 en zitten de restanten van de FARC en de Colombiaanse regering om tafel in
Havana, een akkoord tot ontwapening lijkt aanstaande. Is de Darien
Gap, het gat in de weg, weldra een symbool van het verleden? Wie een
glazen bol heeft, mag het zeggen. Eerdere plannen om het gat te
dichten, liepen op niets uit, vanwege: te duur, en te schadelijk voor
het milieu. Panama lijkt gesteld op zijn gesloten grens, met of
zonder FARC. Honderd kilometer aan jungle helpen niet alleen om drugs tegen te houden, maar ook illegale immigranten,
mond-en-klauw-zeer en gele koorts.
De
argwaan van Panama jegens eenieder die langs de kust van de provincie
Darien het land binnenkomt, ondervind ik aan den lijve. Het bootje
naar Puerto Obaldia was klein en de golven groot. Drijfnat stap ik
het strand op – Puerto Obaldia heeft geen steiger die geschikt is
voor kleine bootjes – met mijn rugzak in een vuilniszak op mijn
schouder. Daar worden we gedirigeerd naar een complex omgeven door
muren van zandzakken. De mannen op het binnenplaatsje zijn politie,
maar dragen legergroen en zijn overeenkomstig bewapend. Het bevel:
alles uitpakken, tot aan de laatste vuile onderbroek. Daarna komt de
drugshond snuffelen en dan pas mogen naar de immigratie.
In
het houten hok van de 'Migraciones Puerto Obaldia' heeft nog
nooit iemand zich gehaast, maar een uur later lopen we met
gestempelde paspoorten als overwinnaars naar het vliegveld, waar
weldra een propellervliegtuig zal arriveren om ons naar Panama-Stad
te brengen.
Na de
vlucht en de landing in de metropool en de blinkende witte
aankomsthal van luchthaven Albrook zijn we – geografisch, visueel
en mentaal – mijlenver van de buitenpost Puerto Obaldia, van
Caribische stranden en schommelende motorbootjes en voeten in het
water, en van de jungles van Darien. Maar we zijn de Gap nog
niet over, meent de douane in Panama-Stad. Kennelijk hebben de
uniformen in de hoofdstad weinig vertrouwen in hun collega's in het
oerwoud, want onze paspoorten worden afgenomen, de drugshonden komen
weer snuffelen en we worden twee uur lang in een wachtkamer
opgesloten. Naar de wc mag, onder begeleiding.
Als
we eindelijk de luchthaven uitlopen, kijk ik naar de vloot gele
taxi's als een marsbewoner. Colombia, in werkelijkheid zo dichtbij, lijkt opeens heel ver weg:
onbereikbaar achter honderd kilometer regenwoud en moerassen, een
andere wereld achter een groene Berlijnse Muur.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten