vrijdag 30 mei 2014

Traangas

Het Museo para la Identidad Nacional van Honduras – het Museum voor de Nationale Identiteit – in Tegucigalpa doet er alles aan om eventuele minderwaardigheidscomplexen onder de Hondurese bevolking de kop in te drukken. Ik kijk naar een potsierlijke kaart aan de muur. Een vormgever heeft de geografische omtrek van Honduras op die van de machtige naties Nederland, Denemarken, Bulgarije en Portugal geplakt. Honduras blijkt van vergelijkbare grootte, leert het oog: “Het is verkeerd om aan te nemen dat Honduras een klein land is!”

De propaganda is erg, maar niet zo erg dat het de waarheid geweld aan doet. De lange periode van dictatuur, de mallemolen van coup naar contra-coup naar contra-contra-coup, in de jaren '60 en '70 wordt uitgebreid belicht, maar, zo zegt een volgend display als ik de hoek om sla: “Inmiddels maakt de Hondurese bevolking al bijna 30 jaar trots gebruik van zijn democratisch kiesrecht!”.

Dan word ik uitgewuifd door een banier met president Manuel Zelaya erop. Het is een karakteristiek beeld van Zelaya met brede lach, witte tanden, grote snor en een cowboyhoed. Zo kennen we hem. De tekst op de vlag: “In 2006 maakte de Hondurese bevolking voor 16de keer in 25 jaar gebruik van het stemrecht en verkoos Manuel Zelaya tot president van de Republiek Honduras!”.*

Zodoende is de opening van de tentoonstelling vrij exact te dateren: ergens tussen 27 januari 2006 en 28 juni 2009. Want op die dag werd president Zelaya bij de kraag gegrepen door het leger en met een militair vliegtuig naar Costa Rica gevlogen en was hij niet meer welkom in zijn vaderland.

Het Museo para la Identidad Nacional vond het blijkbaar onnodig of onwenselijk om de banier met Zelaya te verwijderen en een nieuw hoofdstuk aan de tentoonstelling toe te voegen. Dat kan ik ze nauwelijks kwalijk nemen, want het hoofdstuk wordt nog volop geschreven en de afloop is ongewis.

Op weg terug naar het hotel. Er is iets gaande in de binnenstad volgens de taxichauffeur, maar ik begrijp niet goed wat. De chauffeur heeft de radio met nieuwsberichten luid opstaan en steunt en zucht en klaagt en gesticuleerd. Er is heibel bij het parlement. Dat ligt dicht bij het Plaza Central en de kathedraal en dat knooppunt ligt tussen ons en het hotel. De gare Hyundai zig-zagt door nauwe, steile straatjes, negeert af en toe een eenrichtingsverkeer-gebod, en duwt zich toeterend een weg door het verkeer van Tegucigalpa dat zich klem rijdt in de straten rondom het afgezette Plaza Central.

Dan huilende mensen, en zakenmannen die hun mond en neus bedekken met hun das en vrouwen die de ogen van hun kinderen uitspoelen met water. “Ah, traangas!”, zegt de chauffeur met afschuw en hij trekt zijn T-shirt over zijn mond. Hij doet een beetje theatraal. Het kriebelt in mijn neus en mijn ogen prikken een beetje, maar het ergste is duidelijk al voorbij. Ik vraag: traangas? Wie, wat en waarom? Maar de taxichauffeur praat snel en dialectisch en het enige dat ik begrijp is: protesten bij het parlement, de politie gooit met traangas.

De oudere dame die Hotel Nuevo Boston uitbaat, weet aanvankelijk niet waar ik het over heb. “De politie gooit met traangas, iets bij het parlement.” Ze zucht en heft haar handen ten hemel. “Moe! Moe word ik ervan! Dat is Zelaya. Altijd weer opnieuw.” En dan installeert ze zich voor de televisie en voeg ik me erbij.

Het is de beste live-televisie die ik ooit heb gezien. We bevinden ons in het parlement. Dat is bestormd en ingenomen door kamerleden van Zelaya's partij Libre! en een bende militante aanhangers én Zelaya zelf. De eigenares wijst hem aan, maar ik had hem al herkend, zelfs zonder cowboyhoed. Ik dacht dat Zelaya in ballingschap zat in de Dominicaanse Republiek, maar mijn informatie is verouderd. Zelaya is terug, is weer lid van het parlement en voert heftige oppositie tegen de regering. Ze hebben de deuren gebarricadeerd en zich ingesloten, samen met een cameraploeg. (Ik denk aan Marshall McLuhan en zijn observaties over pseudo-events: gebeurtenissen die nooit zouden hebben plaatsgevonden als er geen media was om erover te rapporteren.)

De journalisten doen live-interviews met partijleden en aanhangers. Hun reacties worden briesend weggewuifd door mijn gezelschap op de bank. “Die mensen komen allemaal uit de barrio's”, zegt ze laatdunkend. Barrio betekent letterlijk 'wijk', maar vaker wordt er een arme wijk, een achterstandswijk, een ghetto mee bedoeld. Het is duidelijk dat deze keurige middenstanders, in dit keurige hotel, weinig sympathie voor Zelaya, man van het volk, voelen.

Is Zelaya een schurk of een weldoener? Honduras is er zeer over verdeeld. De democratisch verkozen Zelaya werd door het leger afgezet, omdat hij de grondwet zou hebben overtreden. In Honduras mag een president volgens de grondwet slechts één termijn dienen. Zelaya wilde dat veranderen, volgens sommigen om meer macht naar zichzelf toe te trekken.

Tijdens zijn regeerperiode schoof Zelaya, lid van de liberale partij, steeds verder op naar de linkerkant van het politieke spectrum. Hij verhoogde het minimumloon van 6 dollar naar 9 dollar per dag en knoopte banden aan met de despotische president Hugo Chavez van Venezuela. De oppositie meende dat Zelaya bezig was een socialistische dictatuur te stichten naar Venezuelaans model. Zelaya meende dat de huidige grondwet ineffectief en verouderd was en vooral diende om een rijke, politieke elite in stand te houden. Ter verdediging van Zelaya: hij zocht de grondwetshervorming op een democratische manier, via een referendum. Maar zover kwam het niet. Een gerechtshof veroordeelde Zelaya en het leger schopte hem buiten. Zelaya sprak over een complot van politiek rechts, rijke industriëlen en het leger.

Het wordt nu echt spannend op televisie. De oproerpolitie probeert de deuren van het parlement in te beuken. Die zijn stevig en ze houden lang stand, maar uiteindelijk stroomt de kamer dan toch vol met agenten, de wapenstok in de aanslag. Men vormt een cordon rond Zelaya en zijn aanhangers – die hingen eerst nonchalant op de banken, nu staan ze in groep en zingen liederen – en gebiedt hen het parlement te verlaten. Dat gebeurt niet en er wordt traangas afgeschoten. De verslaggever en cameraman rennen hoestend de zaal uit. Als ze weer terugkomen zien we hoe de politie de menigte door de deuren drijft, de gang in, naar de uitgang. Maar de gang is smal en de trappen ook en de groep is groot, dus het gaat niet zo snel als de heren met wapenknuppels willen. De camera probeert met alle macht bij de actie te blijven.

Buiten aangekomen valt de groep uiteen en is er chaos. Zelaya en zijn directe medestanders proberen de nog altijd oprukkende politietroepen tot rust te manen. Ik zie veel bebloede koppen. Dan krijgt een man in een pak – een parlementslid? – een tik en valt op de grond. Trouw aan de tradities van ordetroepen wereldwijd daalt een regen van knuppelslagen op de gevallen man neer. Zelaya schreeuwt en gebaart heftig, duwt zich naar voren en raapt eigenhandig zijn kameraad van de vloer.

Hier kan geen campagne tegenop. Hier neemt een politicus alleen en ongewapend het op tegen een klein leger aan briesende ordetroepen. Deze man moet je op dit moment wel geweldig vinden, ongeacht je politieke kleur, ongeacht het feit dat Zelaya donders goed weet dat er een camera op een meter afstand staat en dat heel Honduras achter de tv zit. Zouden de politiemannen beseffen dat ze eigenlijk voor Zelaya werken?

Daarna wordt het saai en gaat iedereen naar huis en filmt de camera de schade aan het parlement.

Tegucigalpa is geen fijne stad, maar de hel op aarde is het ook niet. Er zijn veilige plekken om 's avonds te gaan eten, maar daarvoor moeten we weer richting het Plaza Central. We hebben het al een uur uitgesteld vanwege de Zelaya-soap en nu beginnen de magen echt te knorren.

We lopen een beetje op de tast, controleren de straten voordat we verder gaan, want deze onschuldige omstanders hebben geen zin om onder de voet te worden gelopen door een charge van de M.E. Op het plein verveelt de politie zich, er is geen betoger meer te zien. Straatstenen ontbreken her en der omdat ze als projectielen zijn gebruikt. Het ruikt er scherp als een Indiase keuken.

Als we aan de avond-dis zitten in een restaurant met een stalen deur en tralies voor de ramen, zeg ik: “Hadden we die Australiër niet moeten meepakken?”
Dat dacht ik ook al. Maar ik had geen zin in hem," antwoordt mijn geliefde.
Nee, ik ook niet.”

Met 'die Australiër' bedoelen we de antipode medemens die halverwege de live-uitzending in het – zo goed als verlaten – hotel incheckte. Hij is een beetje verward en zenuwachtig want hij arriveerde in Tegucigalpa terwijl het traangas in de rondte vloog, winkeliers de luiken dichtdeden en de bankautomaten tijdelijk dienst weigerden. Hij is slecht op de hoogte. Over alles. Ik leg, desgevraagd, uit wie Zelaya is. En ik zeg dat hij ook overal met dollars kan betalen, dat de Lempiras gerust tot morgen kunnen wachten. Ik noem de huidige wisselkoers en zeg dat je overdag zonder problemen geld kan wisselen op straat, omdat iedereen dat hier doet en het goedkoper is. Ik schrijf het adres van een bioscoop voor hem op, geef mijn mening over de correcte prijs voor een taxi-rit, beschrijf de weg naar het plein en de hoofdstraat en het uitstekende Museo para la Identidad Nacional en de vragen blijven komen en komen. Het is gaan schemeren, het wordt donker in de lobby, de eigenares heeft ons verlaten en ik sta al tien minuten recht om te vertrekken, maar kom niet van de Australiër af, die blijkbaar geen weet heeft wat te doen, wat het leven na de lobby zal brengen.

Hij wacht op een uitnodiging, maar ik heb geen zin in hem. En mijn geliefde ook niet. Als er een camera op ons gericht stond, had het wellicht anders geweest.


*Gefingeerde getallen wegens gebrek aan aantekeningen

zondag 11 mei 2014

Symfonie van de oude schoolbus

Gepensioneerde Amerikaanse schoolbussen zijn zeer geschikt voor een tweede leven als lijnbus in Latijns-Amerika: de gele monsters van massief staal zijn niet kapot te krijgen – behalve misschien door een anti-tankmijn –, iedere monteur kan ze aan de praat houden want onder de motorkap zijn ze welhaast vooroorlogs simpel en er is een Matterhorn aan reserve-onderdelen beschikbaar: succesvolle bustypes werden decennialang geproduceerd, sommige types zijn al sinds de vroege jaren '50 in productie – met af en toe een update uiteraard. En tot slot zijn de inwoners van Guatemala of Honduras of Nicaragua ongeveer even groot als Amerikaanse schoolkinderen en passen dus zonder veel moeite in de kabouterbankjes.

Ik ben niet ongeveer even groot als een schoolkind. Mijn benen liggen in het gangpad. De bus is nog vrijwel leeg. Buiten schreeuwt de ayudante herhaaldelijk 'Esteli, Esteli, ESTELI!' om de mensen te laten weten dat deze bus naar Esteli, Esteli ESTELI! gaat. Het klinkt zeer dringend, alsof zij die naar Esteli, Esteli, ESTELI! willen, zich moeten reppen, zelfs een sprintje moeten overwegen, omdat de bus naar Esteli, Esteli, ESTELI! elk ogenblik het station uit kan rollen. De ayudante klinkt als iemand die een paard aanvuurt, de woorden klappen als een zweep. Het is drie kwartier voor vertrek.

De bus druppelt langzaam vol. Rond ons kolkt de bedrijvigheid van busstation Leon, Nicaragua. Als de bus voller raakt, wordt hij interessant voor verkopers. Een man komt binnen, behangen met zakjes chips, pakken koek en andere knabbeldingen. 'Papitas, Yucitas, Galletas!', ratelt hij. 'Papitasyucitasgalletas, Papitasyucitasgalletas!' Dan volgt een vrouw met een mand op haar hoofd. Zij verkoopt 'Taaaaamaaaaales, Taaaaamaaaaales'. Tamales zijn hapjes van maisdeeg, gevuld met reuzel, kaas, soms een ei of varkensvlees. Samen met de Papitasyucitasgalletas!-man vormt ze een melodieus duet. Haar stem is diep en weemoedig, haar 'taaaaamaaaales' langgerekt als een klaagzang, zijn stem helder en dwingend en zijn woorden staccato.

Papitasyucitasgalletas!
Taaaaamaaaaales
Papitasyucitasgalletas!
Taaaaamaaaaales
En altijd: Esteli, Esteli, ESTELI!

Een tweede vrouw komt de bus binnen met huisbaksels – haar lijf even omvangrijk als haar collega, haar stem zwaar als een dokwerker. In haar mand zitten Queeeeesiiiiiilloooos! Queeeeesiiiiilloooos! (een tortilla met uitjes en mozzarella, overgoten met zure room, geserveerd in een plastic zakje).

Papitasyucitasgalletas!
Taaaaamaaaaales
Queeeeesiiiiiilloooos!
Papitasyucitasgalletas!
Taaaaamaaaaales
Queeeeesiiiiiilloooos!
(Esteli, Esteli, ESTELI!)

Als een verkoper de bus verlaat, staat de volgende klaar om met zijn waar door het smalle gangpad te laveren. Niet zelden zijn het kinderen. Die hebben een doos van het één-of-ander op de kop getikt waarvan ze de inhoud proberen te slijten. De kinderen roepen niet, ze vragen of je wilt kopen: persoonlijk en heel direct waarbij ze op de bank voor of naast je kruipen en je strak in de ogen kijken. Chicles? (kauwgom?) of: Chocolate? Cinco pesos.

Chocolate senor? Cinco pesos
(Esteli, Esteli, ESTELI!)
Chicles senor? Cinco pesos
(Esteli, Esteli, ESTELI!)
Hey man, quieres comprar chocolate?
(Esteli, Esteli, ESTELI!)
Queeeeesiiiiiilloooos! Queeeeesiiiiiilloooos! (die had de bus nog niet verlaten)
Agua, gaseosas! Agua, Agua! Gaseosas! (de water- en frisdrankverkoper die inmiddels is ingestapt.)

Dan een muzikaal intermezzo verzorgd door een blinde man en zijn gitaar. Hij zingt over Jezus en hoeveel hij van Jezus houdt en hoeveel Jezus van hem houdt en hoeveel Jezus van ons allemaal houdt. Ondertussen gaat de verkoop door.

Amo Cristo, Cristo me ama!
Amo Cristo, Cristo te ama!
Papitasyucitasgalletas! Agua, Agua! Gaseosas! (nieuwe verkopers, vergelijkbare waar)
Amo Cristo, Cristo me ama!
(Esteli, Esteli, ESTELI!)

Dan een bedelaar, een oude man met een stok die door de bus schuifelt. Hij prevelt, bijna onhoorbaar: 'peso, peso, por favor un peso'. Het lijkt een eeuwigheid te duren voor hij naar achter en terug is geschuifeld, een handvol peso's minder arm. Zijn korte dankwoord bij de deur verdrinkt in een diep, luid 'Taaaaamaaaaales!'

Buschauffeurs in Midden-Amerika zijn meestal zelfstandig ondernemer, dus doen ze wat ze willen met hun schoolbus. Ze spuiten hem zo bont als een kermiswagen en plakken er leuzen op. Meestal religieus: 'Jesus es el camino' (Jezus is de weg). Soms iets meer wereldlijk van aard: 'Fast & Forious' (sic).

Deze chauffeur heeft twaalf speakers van het merk Pioneer gemonteerd tegen het stalen plafond en een Sony televisie voorin om videoclips op te tonen. Tegelijk met het aanslaan van de zware dieselmotor, schettert er snoeiharde bachata door de bus. Ik zoek naar mijn oordopjes om mijn trommelvliezen te beschermen. En ook omdat bachata voor Westerse oren moeilijk te verteren is. De schrijver van mijn reisgids omschrijft het als 'een muzieksoort met het ritme van een driebenig paard'.

Vlak voordat ik de wereld buitensluit, hoor ik nog de ayudante roepen, nu bijna hysterisch: Esteli, Esteli, ESTELI!

ESTELI, ESTELI, ESTELI, ESTELI!!!

Dan zijn we weg.


dinsdag 6 mei 2014

Uniform

Er zijn twee types toeristen die ik hier telkens weer tegenkom. De één is jong, de ander oud. Je herkent ze steevast aan hun kleding. 

Het uniform van de jonge toerist is een mouwloos hemd, maar – en dit is belangrijk – niet zomaar een mouwloos hemd. Het moet een bepaald soort flodderig hemd zijn, dat van de zijkant, onder de oksel, flink open is. Zodoende verschilt dit type hemd van het in Vlaanderen populaire marcelleke, dat juist goed moet passen en strak zit. Onder het flodderhemd draagt hij een korte broek, een echte korte broek: geen driekwartsbroek, geen beachshort tot op de knieën , maar een korte broek zoals we die als jongetjes droegen. En slippers natuurlijk. Altijd zo, ongeacht de plek – strand of stad –, ongeacht het uur of de temperatuur en ongeacht de mores van de lokale bevolking die je 's avonds in een restaurant nooit kort gebroekt of mouwloos zal zien.

De insteek van dit uniform-voor-het-reizende-jongmens anno 2014 lijkt te zijn: zo naakt als de zedenwetten het toelaten. Met ontbloot bovenlijf kom je het café niet binnen, maar een floddershirt mag; ook al is het zo open dat er af en toe een harige mannentepel in beeld verschijnt. Het uniform lijkt een weigering de strand-look af te leggen, ondanks dat het dichtstbijzijnde strand 400 kilometer verderop is. Het wordt exact zo gedragen door de dames, al verbergen zij hun tepels in een bh – die dus wel prominent zichtbaar is, hetgeen nogal goedkoop overkomt. Het mouwloos-hemd-uniform is populair onder zongebruinde jongens en meisjes. Vooral onder zij die surfen, maar dat is geen vereiste. De mannen zijn baardig en hebben een wat verwilderde haardos en zitten goed in de schouder.

Het tweede toeristen-uniform deelt de korte broek met het eerste, maar daarmee houdt de vergelijking op. Dit is de outfit van de Amerikaanse gepensioneerde toerist die een georganiseerde ouderenreis doet en met een touringcar van bezienswaardigheid naar bezienswaardigheid wordt gereden. Zijn korte broek is kaki- of zandkleurig. Daarboven draagt hij een polo die – en dit is belangrijk – strak in de korte broek is gestopt. Het geheel wordt bijeengehouden door een nette leren riem, zo een die je op een pantalon draagt. Nu hebben alle gepensioneerde Amerikaanse mannen een buik of buikje, dus moeten ze beslissen of ze de riem op of onder hun buik dragen. Op de buik heeft als voordeel dat je de kaki-broek lekker vast kan snoeren, maar als nadeel dat je eruit ziet als een wandelend whiskyvat; eronder toont beter, maar schijnt het gevaar van afzakkende kaki-shorts met zich mee te dragen. Het uniform is niet compleet zonder witte sokken – hoog opgetrokken – in sandalen en iets om het hoofd mee te bedekken: een strandhoed, een Panama-hoed, een baseball-cap. De Amerikaan uit de V.S. zal zich nooit blootshoofds buiten wagen in de Latijns-Amerikaanse zon.

Het polo-en-witte-sokken-uniform is volgens mij het product van de macht der gewoonte. Als ik naar de buikige, kromme Amerikaanse grijsaards kijk en de klok veertig jaar terugdraai dan zie ik een sportieve jongeman in een sportieve polo, glad geschoren, sterke kaak, net kapsel met een zijscheiding en een wit gebit en goed in de schouder. Lid van de studenten-fraterniteit, aanvoerder van het football-team. Hij draagt zijn polo strak in zijn broek, maar wie jong en fit is en een platte buik heeft, komt daarmee weg, zeker als je in de jaren '60 leeft en een conservatieve, rijke Amerikaan bent.

Ik heb niks tegen baardige surfers in een mouwloze flodderhemden of Amerikaanse oudjes met witte sokken in sandalen en kreukloze polo's in kaki-shorts. Ik word kriebelig van groepen flodderhemden en groepen polo's. Het kuddegedrag. Er zijn hostels waar je zou denken dat er een verbod op mouwen is afgevaardigd, zoveel flodderhemden zie je. Als ik in een café of restaurant een groep van zes, zeven, acht jongemannen zie die allemaal, zonder uitzondering, een mouwloos flodderig shirt dragen dan word ik overvallen door een groot moedeloos gevoel. Dan wil ik ze aanspreken en vragen wat er in hen omgaat. Dan wil ik begrijpen, omdat begrip irritatie verzacht. Dan wil vragen of echt niemand van hen ooit denkt: goh laat ik vandaag iets anders aandoen dan een hemd zonder mouwen. Zijn ze echt zo bang om uit de toon te vallen, om als individu te worden gezien, om er niet bij te horen? Is het werkelijk een goed idee als jonge reizigers die zich vrij en avontuurlijk noemen allemaal hetzelfde aantrekken en het beeld oproepen van een mouwloze, baardige Hitlerjugend? En hetzelfde denk ik als een touringcar zijn lading uitspuwt op een plein voor een kathedraal en alle mannen witte sokken in sandalen dragen en polo's in korte zand- of kaki-kleurige broeken met een nette riem op of onder de welvaartsbuik en een pet of hoed op hun kalende hoofden.

De mouwloze, nonchalante surfer zal zichzelf nooit (willen) herkennen in de nette Amerikaanse gepensioneerde, en vice versa. Toch zijn ze hetzelfde. Uit hun garderobe spreekt een groot conformisme en veel angst om alleen te zijn.