Er
zijn twee types toeristen die ik hier telkens weer tegenkom. De één
is jong, de ander oud. Je herkent ze steevast aan hun kleding.
Het
uniform van de jonge toerist is een mouwloos hemd, maar – en dit is
belangrijk – niet zomaar een mouwloos hemd. Het moet een bepaald
soort flodderig hemd zijn, dat van de zijkant, onder de oksel, flink
open is. Zodoende verschilt dit type hemd van het in Vlaanderen
populaire marcelleke, dat
juist goed moet passen en strak zit. Onder het flodderhemd
draagt hij een korte broek, een echte korte broek: geen
driekwartsbroek, geen beachshort tot op de knieën , maar een korte broek zoals we
die als jongetjes droegen. En slippers natuurlijk. Altijd zo,
ongeacht de plek – strand of stad –, ongeacht het uur of de temperatuur en ongeacht de mores van de lokale bevolking die je 's
avonds in een restaurant nooit kort gebroekt of mouwloos zal zien.
De
insteek van dit uniform-voor-het-reizende-jongmens anno 2014 lijkt te
zijn: zo naakt als de zedenwetten het toelaten. Met ontbloot
bovenlijf kom je het café niet binnen, maar een floddershirt mag; ook al is het zo open dat er af en toe een harige
mannentepel in beeld verschijnt. Het uniform lijkt een
weigering de strand-look af te leggen, ondanks dat het dichtstbijzijnde
strand 400 kilometer verderop is. Het wordt exact zo gedragen
door de dames, al verbergen zij hun tepels in een bh – die dus wel prominent zichtbaar is, hetgeen nogal goedkoop overkomt. Het
mouwloos-hemd-uniform is populair onder zongebruinde jongens en meisjes.
Vooral onder zij die surfen, maar dat is geen vereiste. De mannen
zijn baardig en hebben een wat verwilderde haardos en zitten goed in
de schouder.
Het
tweede toeristen-uniform deelt de korte broek met het eerste, maar
daarmee houdt de vergelijking op. Dit is de outfit van de Amerikaanse
gepensioneerde toerist die een georganiseerde ouderenreis doet en met
een touringcar van bezienswaardigheid naar bezienswaardigheid wordt
gereden. Zijn korte broek is kaki- of zandkleurig.
Daarboven draagt hij een polo die – en dit is belangrijk –
strak in de korte
broek is gestopt. Het geheel wordt bijeengehouden door een nette
leren riem, zo een die je op een pantalon draagt. Nu hebben alle
gepensioneerde Amerikaanse mannen een buik of buikje, dus moeten ze
beslissen of ze de riem op of
onder hun buik dragen.
Op de buik heeft als voordeel dat je de kaki-broek lekker vast kan
snoeren, maar als nadeel dat je eruit ziet als een wandelend whiskyvat;
eronder toont beter, maar schijnt het gevaar van afzakkende
kaki-shorts met zich mee te dragen. Het uniform is niet compleet
zonder witte sokken – hoog opgetrokken – in sandalen en iets om
het hoofd mee te bedekken: een strandhoed, een Panama-hoed, een
baseball-cap. De Amerikaan uit de V.S. zal zich nooit blootshoofds
buiten wagen in de Latijns-Amerikaanse zon.
Het
polo-en-witte-sokken-uniform is volgens mij het product van de macht
der gewoonte. Als ik naar de buikige, kromme Amerikaanse grijsaards
kijk en de klok veertig jaar terugdraai dan zie ik een sportieve
jongeman in een sportieve polo, glad geschoren, sterke kaak, net
kapsel met een zijscheiding en een wit gebit en goed in de schouder.
Lid van de studenten-fraterniteit, aanvoerder van het football-team.
Hij draagt zijn polo strak in zijn broek, maar wie jong en fit is en
een platte buik heeft, komt daarmee weg, zeker als je in de jaren '60
leeft en een conservatieve, rijke Amerikaan bent.
Ik
heb niks tegen baardige surfers in een mouwloze flodderhemden of Amerikaanse oudjes met witte sokken in sandalen en kreukloze polo's in kaki-shorts. Ik word kriebelig van
groepen flodderhemden
en groepen polo's.
Het kuddegedrag. Er zijn hostels
waar je zou denken dat er een verbod op mouwen is afgevaardigd,
zoveel flodderhemden zie je. Als ik in een café of restaurant een
groep van zes, zeven, acht jongemannen zie die allemaal, zonder
uitzondering, een mouwloos flodderig shirt dragen dan word ik overvallen
door een groot moedeloos gevoel. Dan wil ik ze aanspreken en vragen
wat er in hen omgaat. Dan wil ik begrijpen, omdat begrip irritatie
verzacht. Dan wil vragen of echt niemand
van hen ooit denkt: goh laat ik vandaag iets anders aandoen dan een
hemd zonder mouwen. Zijn ze echt zo bang om uit de toon te vallen, om
als individu te worden gezien, om er niet bij te horen? Is het
werkelijk een goed idee als jonge reizigers die zich vrij en
avontuurlijk noemen allemaal hetzelfde aantrekken en het beeld
oproepen van een mouwloze, baardige Hitlerjugend?
En hetzelfde denk ik als een touringcar zijn lading uitspuwt op een
plein voor een kathedraal en alle mannen witte sokken in sandalen
dragen en polo's in korte zand- of kaki-kleurige broeken met een
nette riem op of onder de welvaartsbuik en een pet of hoed op hun
kalende hoofden.
De
mouwloze, nonchalante surfer zal zichzelf nooit (willen) herkennen in
de nette Amerikaanse gepensioneerde, en vice versa. Toch zijn ze
hetzelfde. Uit hun garderobe spreekt een groot conformisme en veel
angst om alleen te zijn.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten