Het
Museo para la Identidad Nacional van Honduras – het Museum
voor de Nationale Identiteit – in Tegucigalpa doet er alles aan om
eventuele minderwaardigheidscomplexen onder de Hondurese bevolking de
kop in te drukken. Ik kijk naar een potsierlijke kaart aan de muur.
Een vormgever heeft de geografische omtrek van Honduras op die van de
machtige naties Nederland, Denemarken, Bulgarije en Portugal geplakt. Honduras blijkt van vergelijkbare grootte, leert het oog:
“Het is verkeerd om aan te nemen dat Honduras een klein land is!”
De
propaganda is erg, maar niet zo erg dat het de waarheid geweld aan
doet. De lange periode van dictatuur, de mallemolen van coup
naar contra-coup naar contra-contra-coup, in de jaren '60 en '70 wordt uitgebreid belicht, maar, zo zegt een volgend display als ik de hoek
om sla: “Inmiddels maakt de Hondurese bevolking al bijna 30 jaar
trots gebruik van zijn democratisch kiesrecht!”.
Dan
word ik uitgewuifd door een banier met president Manuel Zelaya erop.
Het is een karakteristiek beeld van Zelaya met brede lach, witte
tanden, grote snor en een cowboyhoed. Zo kennen we hem. De tekst op
de vlag: “In 2006 maakte de Hondurese bevolking voor 16de keer in
25 jaar gebruik van het stemrecht en verkoos Manuel Zelaya tot
president van de Republiek Honduras!”.*
Zodoende
is de opening van de tentoonstelling vrij exact te dateren: ergens
tussen 27 januari 2006 en 28 juni 2009. Want op die dag werd
president Zelaya bij de kraag gegrepen door het leger en met een
militair vliegtuig naar Costa Rica gevlogen en was hij niet meer
welkom in zijn vaderland.
Het
Museo para la Identidad Nacional vond het blijkbaar onnodig of
onwenselijk om de banier met Zelaya te verwijderen en een nieuw
hoofdstuk aan de tentoonstelling toe te voegen. Dat kan ik ze
nauwelijks kwalijk nemen, want het hoofdstuk wordt nog volop
geschreven en de afloop is ongewis.
Op
weg terug naar het hotel. Er is iets gaande in de binnenstad volgens
de taxichauffeur, maar ik begrijp niet goed wat. De chauffeur heeft
de radio met nieuwsberichten luid opstaan en steunt en zucht en
klaagt en gesticuleerd. Er is heibel bij het parlement. Dat ligt
dicht bij het Plaza Central en de kathedraal en dat knooppunt ligt
tussen ons en het hotel. De gare Hyundai zig-zagt door nauwe, steile
straatjes, negeert af en toe een eenrichtingsverkeer-gebod, en duwt
zich toeterend een weg door het verkeer van Tegucigalpa dat zich klem
rijdt in de straten rondom het afgezette Plaza Central.
Dan
huilende mensen, en zakenmannen die hun mond en neus bedekken met hun
das en vrouwen die de ogen van hun kinderen uitspoelen met water.
“Ah, traangas!”, zegt de chauffeur met afschuw en hij trekt zijn
T-shirt over zijn mond. Hij doet een beetje theatraal. Het kriebelt
in mijn neus en mijn ogen prikken een beetje, maar het ergste is
duidelijk al voorbij. Ik vraag: traangas? Wie, wat en waarom? Maar de
taxichauffeur praat snel en dialectisch en het enige dat ik begrijp
is: protesten bij het parlement, de politie gooit met traangas.
De
oudere dame die Hotel Nuevo Boston uitbaat, weet aanvankelijk
niet waar ik het over heb. “De politie gooit met traangas, iets bij
het parlement.” Ze zucht en heft haar handen ten hemel. “Moe! Moe
word ik ervan! Dat is Zelaya. Altijd weer opnieuw.” En dan
installeert ze zich voor de televisie en voeg ik me erbij.
Het
is de beste live-televisie die ik ooit heb gezien. We bevinden ons in
het parlement. Dat is bestormd en ingenomen door kamerleden van
Zelaya's partij Libre! en een bende militante aanhangers én
Zelaya zelf. De eigenares wijst hem aan, maar ik had hem al herkend,
zelfs zonder cowboyhoed. Ik dacht dat Zelaya in ballingschap zat in
de Dominicaanse Republiek, maar mijn informatie is verouderd. Zelaya
is terug, is weer lid van het parlement en voert heftige oppositie
tegen de regering. Ze hebben de deuren gebarricadeerd en zich
ingesloten, samen met een cameraploeg. (Ik denk aan Marshall McLuhan
en zijn observaties over pseudo-events:
gebeurtenissen die nooit zouden hebben plaatsgevonden als er geen
media was om erover te rapporteren.)
De
journalisten doen live-interviews met partijleden en aanhangers. Hun
reacties worden briesend weggewuifd door mijn gezelschap op de bank.
“Die mensen komen allemaal uit de barrio's”,
zegt ze laatdunkend. Barrio
betekent letterlijk 'wijk', maar vaker wordt er een arme wijk, een
achterstandswijk, een ghetto
mee bedoeld. Het is duidelijk dat deze keurige middenstanders, in dit
keurige hotel, weinig sympathie voor Zelaya, man van het volk,
voelen.
Is Zelaya een schurk of een weldoener? Honduras is er
zeer over verdeeld. De democratisch verkozen Zelaya werd door het
leger afgezet, omdat hij de grondwet zou hebben overtreden. In
Honduras mag een president volgens de grondwet slechts één termijn
dienen. Zelaya wilde dat veranderen, volgens sommigen om meer macht
naar zichzelf toe te trekken.
Tijdens zijn regeerperiode schoof Zelaya, lid van de
liberale partij, steeds verder op naar de linkerkant van het
politieke spectrum. Hij verhoogde het minimumloon van 6 dollar naar 9
dollar per dag en knoopte banden aan met de despotische president
Hugo Chavez van Venezuela. De oppositie meende dat Zelaya bezig was
een socialistische dictatuur te stichten naar Venezuelaans model.
Zelaya meende dat de huidige grondwet ineffectief en verouderd was en
vooral diende om een rijke, politieke elite in stand te houden. Ter
verdediging van Zelaya: hij zocht de grondwetshervorming op een
democratische manier, via een referendum. Maar zover kwam het niet.
Een gerechtshof veroordeelde Zelaya en het leger schopte hem buiten.
Zelaya sprak over een complot van politiek rechts, rijke industriëlen
en het leger.
Het wordt nu echt spannend op televisie. De
oproerpolitie probeert de deuren van het parlement in te beuken. Die
zijn stevig en ze houden lang stand, maar uiteindelijk stroomt de
kamer dan toch vol met agenten, de wapenstok in de aanslag. Men vormt
een cordon rond Zelaya en zijn aanhangers – die hingen eerst
nonchalant op de banken, nu staan ze in groep en zingen liederen –
en gebiedt hen het parlement te verlaten. Dat gebeurt niet en er
wordt traangas afgeschoten. De verslaggever en cameraman rennen
hoestend de zaal uit. Als ze weer terugkomen zien we hoe de politie de
menigte door de deuren drijft, de gang in, naar de uitgang. Maar de
gang is smal en de trappen ook en de groep is groot, dus het gaat
niet zo snel als de heren met wapenknuppels willen. De camera
probeert met alle macht bij de actie te blijven.
Buiten aangekomen valt de groep uiteen en is er chaos.
Zelaya en zijn directe medestanders proberen de nog altijd oprukkende
politietroepen tot rust te manen. Ik zie veel bebloede koppen. Dan
krijgt een man in een pak – een parlementslid? – een tik en valt
op de grond. Trouw aan de tradities van ordetroepen wereldwijd daalt
een regen van knuppelslagen op de gevallen man neer. Zelaya schreeuwt
en gebaart heftig, duwt zich naar voren en raapt eigenhandig zijn
kameraad van de vloer.
Hier kan geen campagne tegenop. Hier neemt een politicus
alleen en ongewapend het op tegen een klein leger aan briesende
ordetroepen. Deze man moet je op dit moment wel geweldig vinden,
ongeacht je politieke kleur, ongeacht het feit dat Zelaya donders
goed weet dat er een camera op een meter afstand staat en dat heel
Honduras achter de tv zit. Zouden de politiemannen beseffen dat ze
eigenlijk voor Zelaya werken?
Daarna wordt het saai en gaat iedereen naar huis en
filmt de camera de schade aan het parlement.
Tegucigalpa is geen fijne stad, maar de hel op aarde is
het ook niet. Er zijn veilige plekken om 's avonds te gaan eten, maar
daarvoor moeten we weer richting het Plaza Central. We hebben het al
een uur uitgesteld vanwege de Zelaya-soap en nu beginnen de magen
echt te knorren.
We lopen een beetje op de tast, controleren de straten
voordat we verder gaan, want deze onschuldige omstanders hebben geen
zin om onder de voet te worden gelopen door een charge van de M.E. Op
het plein verveelt de politie zich, er is geen betoger meer te zien.
Straatstenen ontbreken her en der omdat ze als projectielen zijn
gebruikt. Het ruikt er scherp als een Indiase keuken.
Als we aan de avond-dis zitten in een restaurant met een
stalen deur en tralies voor de ramen, zeg ik: “Hadden we die
Australiër niet moeten meepakken?”
“Dat dacht ik ook al. Maar ik had geen zin in hem," antwoordt mijn geliefde.
“Nee, ik ook niet.”
Met 'die Australiër' bedoelen we de antipode medemens
die halverwege de live-uitzending in het – zo goed als verlaten –
hotel incheckte. Hij is een beetje verward en zenuwachtig want hij
arriveerde in Tegucigalpa terwijl het traangas in de rondte vloog,
winkeliers de luiken dichtdeden en de bankautomaten tijdelijk dienst
weigerden. Hij is slecht op de hoogte. Over alles. Ik leg,
desgevraagd, uit wie Zelaya is. En ik zeg dat hij ook overal met
dollars kan betalen, dat de Lempiras gerust tot morgen kunnen wachten. Ik
noem de huidige wisselkoers en zeg dat je overdag zonder problemen geld kan
wisselen op straat, omdat iedereen dat hier doet en
het goedkoper is. Ik schrijf het adres van een bioscoop voor hem op,
geef mijn mening over de correcte prijs voor een taxi-rit, beschrijf
de weg naar het plein en de hoofdstraat en het uitstekende Museo
para la Identidad Nacional en de vragen blijven komen en komen.
Het is gaan schemeren, het wordt donker in de lobby, de eigenares
heeft ons verlaten en ik sta al tien minuten recht om te vertrekken,
maar kom niet van de Australiër af, die blijkbaar geen weet heeft wat
te doen, wat het leven na de lobby zal brengen.
Hij wacht op een uitnodiging, maar ik heb geen zin in
hem. En mijn geliefde ook niet. Als er een camera op ons gericht
stond, had het wellicht anders geweest.
*Gefingeerde getallen wegens gebrek aan aantekeningen
Geen opmerkingen:
Een reactie posten