zaterdag 26 december 2009

Baby Born

Het is even wennen om kerstbomen met kunstsneeuw, lichtjes, besneeuwde slingers, nep-sneeuwpoppen en kerstmannen gekleed voor de noordpool te zien in deze bloedhete contreien. Ze vloeken met de zon, de zee, het strand en mensen op slippers. De Midden-Amerikanen hebben 'onze' kerstversieringen één op één overgenomen. Kerstmis is sneeuw en kou, ook daar waar het kwik nooit onder de 25 graden daalt. Deze attributen hier zien, versterkt het besef dat kerst nog immer verwijst naar het heidens Germaanse zonnewende feest, met als belangrijkste symbool de zeer onchristelijke kerstboom.

In de kleine kerk in Moyagalpa staat de boom desalniettemin gebroederlijk naast een kerststal met het kindeke Jezus als belangrijkste blikvanger. Mijn gezelschap deze kerstavond gelooft in het opperwezen en wil de mis bijwonen. Ik stem in onder de voorwaarde dat ik niet hoef te bidden of te zingen.

Europese kerken hebben een zeer specifieke geur, ze ruiken naar steen en vocht. Een zware, plechtige geur. Midden-Amerikaanse kerken zijn open en licht met grote gaten in plaats van ramen en ruiken dus naar niets. De bel die het begin van de dienst aankondigt klinkt als een brandalarm. Geen diep 'ding dong', maar een snel, blikkerig 'ting ting ting ting ting'. We staan op en verruilen onze plek op de schommels van het speeltuintje voor een kerkbank.

De vrouw die Maria speelt in de kerstoptocht kijkt schuchter en verlegen. Ze draagt een plastic pop in haar armen de kerk in: onze heiland, made in China. Jozef grijnst breed. Hij is donker en draagt een hoofddoek en ziet eruit als een Egyptische kamelendrijver. Achter Jozef en Maria volgt de rest van de cast van het kerstverhaal. De drie wijzen uit het oosten zijn slechts met z'n tweeën en lijken me dronken. Ik heb onreine gedachten over één van de engeltjes.

De priester komt binnen in een wolk van traditionele wierook. Als hij plaatsneemt op de preekstoel wordt er een ventilator op hem gericht. Zodoende wappert zijn witte gewaad continu, wat de dramatiek van de Spaanse preek ten goede komt. Het gaat te snel voor me om het te verstaan, maar ik herken het Onze Vader en omdat de congregatie op alle juiste momenten 'amen' en andere zinnen van adoratie uitroept, vermoed ik dat de dienst vrij standaard is.

De mis wordt begeleid door een zingend duo met keyboard. Ze doen denken aan de duo's die je in de bar van Europese hotels van de middenklasse kan vinden. Na elk gebed zetten ze een kerstlied in. Het keyboard verzorgt elektronische klanken die je terugbrengen naar de jaren '80. Er wordt meegeklapt, wie de woorden kent, zingt. Naast me wordt geheupwiegd.

Als het kerkzakje langskomt doneer ik twintig cordoba voor de instandhouding van de verering van de schepper. De priester wappert met de wierook over een beker met ouwels. Als hij plaats neemt in het middenpad vormen de aanwezigen een rij om het lichaam van Christus te mogen ontvangen. Ik heb 'het eten van ouwels' niet in mijn lijst van bezwaren opgenomen, maar het spreekt voor zich dat ik niet in de rij ga staan. Mijn gezelschap doet dat wel. De oudere Nicaraguaanse vrouw waarmee we de kerkbank delen, kijkt bezorgd als ik niet opsta. 'Geen probleem, zij eet voor ons beiden', zeg ik.

Maar zelfs mijn begeleidster haakt af voor het eigenaardige slotstuk van de mis. Maria staat op en overhandigt de pop aan de priester. De kerkgangers vormen opnieuw een rij. Ditmaal om het kindeke Jezus te kussen. Het keyboard-duo zet 'Feliz Navidad' in. Ik heb de neiging in mijn ogen te wrijven. Hier staat een volwassen man met een plastic babypop in zijn armen en een kleine honderd mensen die het ding willen zoenen. Ik realiseer me nu dat Nicaraguaanse katholieken het geloof heel letterlijk en fysiek beleven. Ze geloven dat een stukje van de verlosser is neergedaald in het plastic. Een man sluit zijn ogen en laat zijn mond lang rusten op het speelgoed. Voor hem is het alsof hij de heiland zelf beroerd.

woensdag 23 december 2009

Reisberichten (V)

17 december, 18:25 uur

Vanochtend heb ik een taxichauffeur tweehonderd dollar gegeven. Daar was een goede reden voor. Bahia Drake heeft geen bank en geen pinautomaat, maar daar had jullie correspondent natuurlijk geen rekening mee gehouden. Zodoende was het budget deze week krap en moest er een list verzonnen worden om toch een paar excursies te kunnen doen. Mijn gids Oscar suggereerde dat ik bij vertrek uit Bahia Drake een bevriende taxichauffeur genaamd Pedro opzocht in Sierpe. Pedro zou me dan naar een pinautomaat in Palmar Norte rijden en zorgen dat het geld bij Oscar terecht kwam.

Zo gezegd, zo gedaan. Oscars vertrouwen in Pedro, maar vooral in mijn persoontje, herstelt het vertrouwen in de mensheid weer enigszins.

De excursies waren overigens fenomaal. Eerst zes uur op zoek naar apen en ander natuurschoon in het oerwoud van Corcovado (vier soorten gezien: kapucijn, brulaap, 'spidermonkey' en 'squirrelmonkey') en de volgende dag dolfijnen kijken op zee en snorkelen tussen de zeeschildpadden en haaien.

18 december, 17:20 uur

San José is geen plek waar je vijf dagen wil blijven hangen. Vandaag bij drie verschillende busmaatschappijen een kaartje voor een rechtstreekse bus naar Nicaragua geprobeerd te kopen. De eerste beschikbare plek: op de 23ste! Dus is het tijd voor plan B, wat inhoudt dat ik met lokale bussen naar de grens trek. Het betekent ook dat ik een nacht zal doorbrengen in Liberia, een slaperig stadje op twee uur van de grensovergang.

Ander nieuws: ik ben m'n schoenen kwijt. Geen idee waar ik ze verloren ben, wellicht zijn ze gejat. Daarnaast is m'n camera kapot. Ik was vergeten dat hij in broekzak zat terwijl ik door een rivier waadde in Corcovado. Het mobieltje en het 'inlog-apparaatje-voor-internetbankieren' zijn al eerder gesneuveld. Mijn theorie is dat ik dermate geconcentreerd ben op het veilig en heel houden van mijn laptop, dat er een zekere laksheid is opgetreden jegens het welzijn van mijn andere bezittingen.

21 december, 21:43 uur

Ik ben compleet afgepeigerd. Het is geen bijster slim idee om tezamen met tienduizenden Nicaraguanen die met kerst thuis willen zijn, de grens tussen Costa Rica en Nicaragua over te steken. Wat een chaos, wat een drukte, wat een rijen. Misschien wijd ik er nog een apart stukje aan. Inmiddels aanbeland op Ometepe, een bi-vulkanisch eiland in het midden van een meer. Hier blijf ik tot na nieuwjaar.

22 december, 23:20 uur

Twee bier, vier vodka-jus, drie rum, één cola en een thee voor het equivalent van elf dollar. Nicaragua heeft zo zijn pluspunten.

23 december, 17:07 uur

Allemaal fijne kerstdagen gewenst.

Bakvis van veertig

Pavy komt uit Zweden. Ze zit al de hele avond te loeren naar Costa Ricaanse jongens en nu heeft ze beet. De jongen fluistert aalgladde en mierzoete woorden en wil haar mee naar huis nemen. Pavy is maar liefst veertien jaar ouder dan ik, maar wil desalniettemin van me weten of ik het veilig acht. 'Het is helemaal jouw beslissing', zeg ik. 'Het lijkt me wel een goede jongen.' Ze kijkt naar haar verovering als een verliefde puber.

Ze wikt en weegt. 'Hij zegt dat hij van me houdt, maar daar trap ik niet in hoor. Ik ben geen meisje meer.' 'Het hoort bij het spel', zeg ik quasi-verveeld . 'Ja precies, het spel!'. Pavy knikt driftig en zuigt zenuwachtig aan haar sigaret. Ik vraag of ze een zaklamp heeft en de weg naar het hotel weet te vinden. Dan verlaten ze de bar.

Om vier uur 's ochtends hoor ik de voordeur dichtslaan. Gelukkig, Pavy is thuis.

zondag 20 december 2009

Enkele reis

De dood heb ik niet gezien op de Cerro Muerte. Vlak erna wel. De 'doodsberg' is de op één na hoogste top van Costa Rica. Komend vanuit het zuiden dient de reus bedwongen te worden om hoofdstad San José te bereiken. Ik doe mijn ogen dicht en probeer te slapen terwijl de bus met hoge snelheid de haarspeldbochten neemt. Er zit niets anders op dan te vertrouwen op de buschauffeur, die op zijn beurt weer vertrouwt op de bescherming van de Heer – vrijwel elke chauffeur heeft een beeltenis van Jezus of een kruis in zijn bus hangen.

Ik word wakker van het geluid van raampjes die worden opengeschoven. We hebben het dal bereikt, de kou is uit de lucht, verkoelende rijwind is gewenst. Het kwetterende adhd-kind voor me, laat voor de vijfde keer zijn stoel plots naar achteren zakken, waarmee hij mijn benen – die toch al te lijden hebben onder een gebrek aan ruimte – zowat verbrijzeld. Normaal gesproken zijn Costa Ricaanse kinderen een stuk beleefder dan hun Nederlandse leeftijdsgenootjes, maar deze snotneus is een uitzondering.

Hij draait zich om als ik op zijn schouder tik, zijn moeder praat aan de overkant van het gangpad in een mobiele telefoon. Ik kijk hem indringend aan zeg in het Nederlands: 'Mijn eerste huisdier was een goudvis en hij heette Flipper'. Het jong heeft geen idee wat ik gezegd heb, maar het kan niet veel goeds zijn. Hij knikt heftig en gaat weer zitten. De boodschap is aangekomen: van de stoel afblijven of die gekke buitenlander doet me wat aan.

Ik kan het kind niks kwalijk nemen als hij even later op zijn stoel gaat staan en heftig gesticulerend 'ongeluk! ongeluk!' schreeuwt. We zijn in de buitenwijken van San José aanbeland. In de berm staat een auto, de voorkant volkomen in de kreukels. Dan zien we het andere betrokken voertuig, een lichte motorfiets, en komt de realisatie dat de klap buitengewoon hard geweest moet zijn. Naast de motor ligt een jongeman met ontbloot bovenlijf, zijn shirt is over zijn gezicht gelegd. 'Ai, es muerte!', zegt de moeder vol afschuw, nog steeds met de telefoon aan het oor.

Het jochie is voor het eerst stil. Er kruipt een rilling over mijn ruggengraat. Ik kijk naar het Jezus-beeldje op de voorruit en vraag me af of Flipper in de vissenhemel is.

zaterdag 12 december 2009

Zeven-omhoog

Ze bestelt een cola voor zichzelf en een 7-up voor mij. Alleen zegt ze geen 'seven-up', maar 'siète-arriba'. De dames achter de bar van de bioscoop proesten van het lachen. Ze wordt rood. 'Wie haalt het nu in z'n hoofd om 7-up te vertalen?', denk ik en met een grijns van oor tot oor omarm ik haar en kus haar nek, terwijl ik de bardames – bij wie nog steeds de tranen in de ogen staan – een knipoog geef.

Later die avond zeg ik dat het 'siète-arriba' - incident veel verklapt over haar karakter. Ze daagt me uit dat toe lichten. 'Het laat zien dat je leergierig bent en toegewijd', zeg ik. 'Dat je niet bang bent. Niet bang om een vreemde taal in de praktijk te gebruiken, niet bang om fouten te maken. Je wilt het anderen makkelijker maken door 7-up te vertalen, waaruit blijkt dat je sociaal bent. Maar het verraadt ook dat je soms naïef bent, naïef genoeg om te denken dat de wereld nog niet zo geglobaliseerd is dat iedereen gewoon 'seven-up' zegt.'

Ik heb geen enkel bezwaar om mensen die ik minder dan een week ken, te vertellen wie ze zijn.

Het is vertederend. Net als die keren dat ze de auto in de verkeerde versnelling zette – thuis heeft ze een automaat – en toen ze bijna de keuken in de fik stak; ze draaide eerst het gas open en wachtte toen een eeuwigheid voordat ze de lucifer ernaartoe bracht – thuis heeft ze een automaat.

Ze wil niet vertederend zijn. Als ze mocht kiezen tussen lief meisje en femme fatale, koos ze het laatste. Ze is naar Panama gekomen om het dorp van vijfhonderd inwoners in het koude noorden van Canada achter te laten, maar sommige veranderingen hebben tijd nodig. Als ze beteuterd kijkt, gooi ik er een cliché tegenaan: 'het mooiste wat je kan worden is jezelf, lieverd.'

Er valt een deken van droefenis over me heen, wanneer ik bedenk dat ik er niet zal zijn om dat moment mee te maken.

Reisberichten (IV)

8 december, 20:48 uur

Het plan was om Boquete gisteren te verlaten. De groep vrijwilligers die me een beetje geadopteerd heeft, oordeelde echter dat dat geen optie was. Het zijn idealisten – maar leuke idealisten – die het continu hebben over 'iets teruggeven aan de samenleving'. Het is hun mantra. Vandaag is het moederdag en dan is iedereen hier vrij. Dus zijn de scholen waar de vrijwilligers Engelse les geven, gesloten. Wat kun je doen om ook vandaag terug te geven aan de samenleving? Juist, dan maak je een muurschildering met thema's uit de historie van Boquete. Mijn aanwezigheid, zo zei het alfavrouwtje van de vrijwilligersroedel, was essentieel. 'We hebben een grote, sterke jongen als jou nodig'. 'Je weet hoe je een man moet overhalen, jongedame.'

Natuurlijk waren er veel te veel vrijwilligers komen opdagen en zodoende stonden we met zes man een stuk muur van vier bij vier meter in de grondverf te zetten. Dat duurde ongeveer een half uur. Daarna was het werk klaar en kondigde de kunstenares van het stel aan, de rest van de middag nodig te hebben voor het ontwerp. 'Blijf je nog een dag, om het af te maken?', willen ze weten.

De samenleving heeft me tien zalige dagen gegeven, ik heb haar terugbetaald met grondverf. We staan quitte.

9 december, 18:25 uur

Het was weer een bijzondere tocht van Boquete naar Bahia Drake op het Costa Ricaanse Osa-schiereiland. Osa wordt bijna geheel ingenomen door het oerwoud van Corcovado, de nederzettingen op het schiereiland zijn daarom nogal geïsoleerd – er is hier bijvoorbeeld geen bank of pinautomaat. Vanaf Panama zou het makkelijker zijn geweest om naar Puerto Jimenez te gaan, maar Bahia Drake sprak me meer aan.

De eerste bus van de dag bracht me van Boquete naar David, waar ik een soepele aansluiting had op de bus naar de grens bij Paso Canoas. Daarna werd het lastiger. In Paso Canoas ontstond een discussie tussen buschauffeurs of het überhaupt nog mogelijk was om vandaag in Bahia Drake te geraken. Ik begreep niet helemaal of het te laat was, of de weg slecht begaanbaar, of beide, maar de consensus was: jij gaat vandaag niet meer per bus naar Bahia Drake.

Dus stapte ik in een taxi met de intentie te overnachten in het nabijgelegen Neily. De taxichauffeur dacht echter dat een vriend met een four-wheel-drive taxi me wel naar Drake kon brengen. Halverwege deze rit stopten we bij een taxistandplaats waar dezelfde discussie volgde als eerder met de buschauffeurs. De consensus: jij gaat vandaag niet meer over land naar Bahia Drake.

Wat restte was de optie om naar Sierpe te rijden en aldaar per bootje naar Drake te gaan. Helaas moest ik in Sierpe anderhalf uur wachten en zodoende was het al bijna donker toen we in Drake strandden – letterlijk; probeer eens in de branding twee rugzakken van boord te tillen en ze ook nog droog te houden, dat is geen sinecure.

11 december, 10:10 uur

Als jullie eens konden zien wat ik zie. Mijn onderkomen in Bahia Drake bevindt zich op een heuvel en het uitzicht is ….. Tja. Ik zal jullie de steekwoorden geven, want een beschrijving door mij doet geen recht aan het plaatje. Schilder je eigen vergezicht maar. Veranda. Baai. Blauw. Lucht. Scheepjes. Zon. Horizon. Groen. Meer groen. Tuin. Planten. Exotisch. Blauwe vlinder, zo groot als mijn hand. Warm. Golven. Kabbelen. Rotsen. Geluid. Brulapen. Eindeloos. Verlaten. Heuvels. Donkergroen. Oerwoud. Koffie.

Ik ben jong en het leven is goed.

Koning ad-interim

Rob drukt het gaspedaal tegen de vloer. De Jeep knalt de laatste heuvel op. 'Anders komen we niet boven', zegt hij. We zijn op weg naar het huis van Frank en Jenny hoog in de bergen boven Boquete. Jenny was in haar werkzame leven dokter en Frank advocaat. Nu genieten ze hun pensioen, zoals zoveel Amerikanen, in Boquete. We weten dat we het rijke echtpaar niet thuis zullen treffen, ze zijn op een cruise en Rob past op het huis. Hij is, zoals ze dat hier noemen, de 'housesitter'.

Boquete is de speeltuin van twee groepen buitenlanders: de gepensioneerden die stukken bos laten wegkappen voor hun paleisjes op de flanken van de berg en de backpackers, die zich doorgaans genoodzaakt zien een kamer te delen met zeven anderen in een krakkemikkig hotel. Housesitting brengt de twee groepen bij elkaar. Zouden de huiseigenaren hun bezit onbewoond laten tijdens periodes van afwezigheid, dan kun je er vergif op innemen dat de flatscreen-TV en de Bose-geluidsinstallatie bij terugkomst ontvreemd zijn. De buren wonen twee kilometer verderop, een dief heeft alle tijd van de wereld om zijn gang te gaan.

De koplampen van de Jeep dansen over de onverharde weg. Met een gewone auto moet je dit niet proberen. We hebben het afgelopen half uur zo'n duizend hoogtemeters overwonnen. Diep beneden zien we de lichten van Boquete, dat op zestienhonderd meter hoogte ligt. Uit het donker verschijnt een zachtgeel huis met een grote stenen veranda.

'Wacht maar tot je morgen het uitzicht ziet', zegt Rob, terwijl ik een rondleiding krijg door het huis met zijn hoge plafonds en kunst aan de muren. Rob slaapt op een kingsize waterbed in de master bedroom. Ik moet het doen met een queensize in het gastenverblijf, maar heb wel een eigen badkamer met jacuzzi, dus het is te billijken.

Rob loog niet over het uitzicht. We zitten zo hoog dat niets het zicht blokkeert. Ik eet mijn eieren met een hele provincie van Panama aan mijn voeten, op heldere dagen kun je van hier zowel de Atlantische als de Stille Oceaan zien.

Die avond drinken we op de veranda met tussen ons in twee biefstukken op de gasbarbecue. Ik heb pasta gemaakt in de meest ruime en gebruiksvriendelijke keuken die ik ooit heb gezien. Frank heeft Rob gezegd niet terughoudend te zijn in het nuttigen van de drankvoorraad, dus de fles Absolut-vodka gaat leeg. Af en toe loop ik naar de koelkast, die mijn glas bijvult met ijs als ik op een knopje druk. Cat Stevens zingt ons digitaal toe vanuit de geluidsinstallatie met harde schijf die honderden albums bevat.

Morgen komen Frank en Jenny terug. Vanavond genieten we van onze geleende rijkdom, vanavond zijn we de koningen van de berg.

zondag 6 december 2009

Terug naar de schoolbanken

Op de lijn Boquete – David worden oude Amerikaanse schoolbussen ingezet: de bekende gele bakbeesten. Direct nadat de afgedankte schoolbussen in Panama aankomen, beginnen ze hun tweede leven als vervoerder van volwassenen. De cosmetische transformatie van schoolbus naar lijnbus gaat geleidelijker. Sommige bussen hebben een nieuwe – en zeer bonte – kleurstelling gekregen, andere zijn nog geel en dragen nog altijd de aanduiding 'schoolbus'.

Het is de tweede dag van een week Spaanse les. De ironie dat een schoolbus – ook al is het dan een gepensioneerde – me naar het schooltje op vijf kilometer van Boquete brengt, ontgaat me niet. Het is een korte rit, dus ik blijf staan en kijk naar buiten. De bergen zijn van een matter groen dan de heuvels die ik tot nu toe gezien heb. Hier geen donkergroene vochtige jungle, dicht, exotisch en ondoordringbaar en zeer vijandig jegens de mens. Daarvoor zitten we te hoog. De begroeiing is open, je ziet de grijze stammen van de bomen op de flanken en her en der is een grasveld zichtbaar. Het is een vriendelijk plaatje. Veel dennen en andere naaldbomen ook; de versieringen voor de naderende kerst zien er niet zo misplaatst uit als elders in Panama.

Bergdorpen hebben iets puriteins over zich. Het zijn schone, ordelijke plekken. De corrupte buitenwereld is ver weg. Er waait altijd een frisse wind om verhitte hoofden te koelen. Je hebt het idee gezonder te worden door er simpelweg te zijn. Het water uit de kraan in mijn hotelkamer is net zo koud en schoon als dat van de kolkende Rio Caldera die het dorp in tweeën deelt. Zowel gepensioneerden als backpackers komen hier uitblazen.

De monastiek bevalt me. Ver weg van de zweterige zondigheid van Cahuita en Boca's del Toro lijkt dit een goede plek om eens wat werk te verzetten; lessen Spaans in de ochtend, schrijven in de middag, twee welverdiende bieren bij het avondeten en dan vroeg naar bed. Ergens weet ik al dat dit ijdele hoop is, maar voorlopig houd ik vast aan de illusie.

Onder mijn rechterarm heb ik een rol papier: mijn huiswerk. Het zijn simpele oefeningen: 'vul de juiste vorm van het werkwoord in op de open plekken in onderstaande conversatie tussen Jorge en Miguel.' Net zoals je ze vroeger voor Frans of Duits maakte. Het is dan ook verraderlijk gemakkelijk om weer af te glijden in een schoolse attitude. Zodra de Spaanse oefeningen gedaan waren, liet ik het boek uit m'n handen vallen. Huiswerk af, nu lekker buiten spelen. Ik schrok van de totale onwil om zelfstandig te willen reviseren. Ben jij nou vier jaar naar de universiteit geweest?

Ik spring uit de bus en loop de laatste vijfhonderd meter naar de school. 'Ik heb geen zin', denk ik. 'Dan maak je maar zin', hoor ik mijn moeder zeggen. Veertien jaar schoolgang zorgen ervoor dat je educatie de rest van je leven associeert met dwang. Een noodzakelijk kwaad, een straf, opgelegd door ouders en regering. Maar ik betaal om hier te zijn. Ik betaal voor het privilege om Spaanse les te krijgen. Het voelt schizofreen, deze vrijwillige internering.

Gelukkig bevindt het klaslokaal zich buiten onder een dak van bananenbladeren; een galmend, muf hok met kapotte luxaflex en tafels met kauwgom eronder had ik niet overleefd. Toch is ook veel hetzelfde. 'Wat doe ik graag in mijn vrije tijd?', wil de Panamese leraar weten. 'Jugar futbol', antwoord ik. Ik ga naar de hel voor deze leugen. Voetbal spelen! Ik heb twee linkerbenen en ik heb een hekel aan voetbal spelen. Voetbal kijken vind ik leuk, maar het woord voor 'kijken' ken ik nog niet. Het is net als vroeger met Duits, toen de hele klas opeens aan tennis deed, omdat 'schlitzschuhlaufen' moeilijker te spellen is.

Dan komt de vraag die ik toen ook al haatte. Kun je vijf eigenschappen van jezelf noemen? De oefening is bedoeld om de bijvoeglijke naamwoorden te leren en vooral om het verschil tussen de werkwoorden 'ser' en 'estar', die beiden 'zijn' betekenen, duidelijk te maken. 'Soy intelligente', weet ik nog te bedenken. Dan zit ik vast. Ik mag een woordenboek gebruiken, maar heb moeite mezelf in vier woorden samen te vatten. 'Ik ben een aspirant schrijver met weltschmerz, een eeuwige romanticus met een voorliefde voor dames met rood haar, die ten alle tijden verlangt naar andere kusten', denk ik. Nee, dat is een beetje te geavanceerd voor les twee.

'Het is altijd moeilijk om over jezelf te praten', zeg ik. Weer een leugen. Ik praat dolgraag over mezelf. 'Het mogen ook fysieke eigenschappen zijn', zegt de leraar, een toonbeeld van geduld. Denk denk! 'Ik ben gezegend met een bovengemiddeld groot geslacht', schiet me te binnen. Nee, je zegt het niet! Na een tiental seconden, die aanvoelen als tien minuten weet ik 'soy alto' (ik ben lang) eruit te persen.

Na een aarzelend begin gaat de Spaanse les steeds beter bevallen. Ik doe mijn best en de leraar is gezegend met didactisch talent. Als ik me niet vergis hebben we er beiden plezier in. 'Je moet het zelf willen', zeiden leraren vroeger. Net als de meeste klasgenoten van toen deed ik precies genoeg om een diploma halen en niets extra's. Het was dit arbeidsethos – of liever gezegd: het gebrek daaraan – dat een me valse start bezorgde op de universiteit, waar je het echt zelf moet willen om überhaupt een cursus met een voldoende af te sluiten.

Ik had ooit een leraar Duits die ongeveer in de tweede les besloot dat ik niet deugde en lui was. Het is nu lastig in te schatten in hoeverre hij daarin gelijk had. Twee dingen weet ik zeker. Eén: ik dacht toen dat ik best een goede leerling was en vanwege zijn – in mijn ogen – belachelijke beschuldiging, verdween alle motivatie om de taal der Germanen te leren. Twee: het was een lul van een vent. Dezelfde leraar was een vogelaar en praatte daar graag over. Hij kon oprecht verontwaardigd zijn wanneer niemand in de klas wist hoe de kneu of de grote gele kwikstaart eruit zag.

Ik weet nog steeds niet hoe een kneu eruit ziet. Gezien zijn naam stel ik me een nogal teleurstellende vogel voor. Hier loop ik uren door de bossen op zoek naar de quetzal, de mytische Maya vogel, die zelfs ik er op de plaatjes wonderschoon uit vind zien. Als ik hem vind zal dat minstens driehonderd kneutjes waard zijn en als ik bij terugkomst vloeiend Spaans spreek, is dat meer dan genoeg compensatie voor de weigering me te onderwerpen aan vijf jaar Teutoonse tortuur.

woensdag 2 december 2009

Slechte lucht

Slik je of slik je niet? Onder de rugzakreizigers in Midden-Amerika is dit een populair onderwerp van gesprek. Nee, het gaat nu eens niet over seks of drugs, maar over malaria-pillen.

Vrijwel heel Midden-Amerika is officieel malaria-gebied. Reisgidsen vertellen dat de bezoeker zich ten allen tijden goed moet beschermen tegen muggenbeten en dat preventieve medicatie aan te raden is. Voor vertrek zal een reisdokter je een kaartje laten zien waarop landen als Panama, Honduras en Guatemala geel zijn ingekleurd en zeggen: 'Kijk, je moet dus malaria-pillen slikken'. Toch slikt grofweg driekwart van de reizigers, tegen alle adviezen in, niet. Hoe komt dat?

Om te beginnen zijn malaria-pillen als Lariam en Malarone berucht om hun bijwerkingen. Twee collega's vertelden me dat ze ervan gingen hallucineren. Eén van hen belde de huisarts en kreeg te horen onmiddellijk te stoppen met slikken en de reis door India onbeschermd voort te zetten. Ik sprak een Engelsman die klaagde over misselijkheid en hoofdpijn en alleen nog het woord 'rotzooi' gebruikte, als hij het over de pillen had. Een Amerikaanse vertelde me dat ze er depressief van werd. Haar oom beweerde zelfs zo in de war geraakt te zijn, dat hij zijn vrouw probeerde te vermoorden met een bijl (ik dacht: 'goede verdediging voor in de rechtbank', maar laten we voorlopig aannemen dat de pillen werkelijk de boosdoener waren).

Deze verhalen staan allerminst op zichzelf: depressiviteit, misselijkheid en hoofdpijn, en in mindere mate hallucinaties, zijn veel gehoorde klachten. Maar bovenal zegt vrijwel elke slikker gewoon heel erg suf te worden van de medicatie.

Daarnaast zijn malaria-pillen behoorlijk aan de prijs. Tenminste, als je ze in Europa aanschaft. Hier zijn ze ongeveer zes keer goedkoper (de enorme discrepantie tussen landen als het gaat om medicijnkosten, is een onderwerp op zich). De slimme slikker stelt zijn aankoop dus even uit. Daarmee slaat ook hij doktersadvies in de wind, want het gebruik van malaria-pillen dient enkele weken voor vertrek aan te vangen.

De ervaren reiziger weet bovendien dat de kaarten die reisdokters hanteren, veel te simpel zijn. Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen gebieden met extreem hoog risico en extreem laag risico en alle gradaties ertussen. Geel is geel. Op internet en in reisgidsen zijn kaarten met meer detaillering te vinden. Zodoende is er ook een grote groep reizigers die pas begint te slikken als ze een gebied met hoog-risico ingaan.

Ik heb braaf mijn spuitjes gehaald tegen enge ziekten als Hepatitus B, maar toen de malaria-pillen ter sprake kwamen, uitte ik mijn twijfel over de noodzaak. Een reisdokter zal vanzelfsprekend niet geneigd zijn van de officiële richtlijn af te wijken, maar in het uitblijven van protest las ik dat ook de dokter zijn twijfels had. Ik besloot mijn zuurverdiende centen op zak op te houden.

Wat is er aan de hand als hele volksstammen aan reizigers afwijken van advies van mensen die ervoor doorgeleerd hebben? Je bent geneigd te denken dat we hier, ingegeven door onze welvaart, zijn doorgeschoten in het voorschrijven van medicijnen. Ik sprak een Ierse die voor vertrek een reisdokter in haar woonplaats Barcelona bezocht. Bij de Spaanse evenknie van onze GGD wilden ze niets weten van malaria-pillen. Toen de Ierse later een arts in Dublin bezocht, werd ze bijna in een dwangbuis gestopt omdat men het daar onverantwoord vond om te vertrekken.

Betekent dit dat de Spaanse gezondheidszorg onkundig is of worden de risico's in Ierland – net als in Nederland – schromelijk overschat? Hoe dan ook kan enige nuancering is het reisadvies geen kwaad, want momenteel doet iedere reiziger toch wat hem of haar goeddunkt.

In Costa Rica kwam ik toevallig een Nederlandse dokter tegen. Ook zij slikte niet. 'Het heeft nauwelijks zin om malaria-medicatie te nemen', zei ze. 'Je kunt hier ook dengue krijgen, dat is minstens zo gevaarlijk, de symptomen zijn hetzelfde en er bestaat geen preventieve pil voor. Dus als je koorts krijgt, zo snel mogelijk naar een dokter. Je bent niet binnen een dag dood.' Daarnaast vertelde ze dat geen enkele malaria-pil 100 procent dekkend is. In feite verzwakken de pillen je immuun-systeem, waardoor de ziekte harder toeslaat als je hem alsnog krijgt. De dokter in kwestie was mooi en jong, dus ik was geneigd haar te geloven.

Een Duitser vertelde dat zijn arts hem op het hart had gedrukt bij koorts vooral niet naar huis te komen. 'Een sjamaan in het oerwoud weet malaria beter te behandelen dan wij', schijnt deze geneesheer gezegd te hebben. Jullie zien: malaria is een zeer anekdotisch onderwerp. Het kan haast niet anders dat er zich enkele mythen rondom de ziekte en de medicatie gevormd hebben, maar voorlopig dicteert de collectieve wijsheid – of waanzin – dat niet slikken beter is dan slikken.

Ik hoop jullie over vier maanden weer te zien.

P.S. Heeft iedereen door waar de titel 'slechte lucht' op slaat? Ik kreeg ooit een quizvraag die luidde: 'Van welke ziekte betekent de naam letterlijk slechte lucht?' Juist: malaria (mal aria). In dezelfde categorie, de volgende quizvraag: 'Van welke fictieve slechterik betekent de naam letterlijk doodsvlucht / vlucht des doods?' De eerste vijf goede inzendingen ontvangen een gesigneerd exemplaar van mijn boek.