zaterdag 7 november 2009

Een boek voor Cahuita

De oude rasta is zeventig jaar, maar heeft het lijf van een jonge kickbokser: een ebbenhouten sculptuur. Zijn verweerde gezicht en grijze dreadlocks verraden zijn leeftijd, op de rest van het lichaam heeft de tijd geen vat. Hoe het kan, is een raadsel: de rasta doet de ganse dag niets anders dan rondjes lopen zonder shirt en neuriën, meestal stoned. Wat is zijn verhaal? En wat is het verhaal van de andere inwoners – de meeste afstammelingen van Jamaicaanse immigranten – in dit dorp?.

Cahuita is niet meer dan een nederzetting van een paar stoffige straten, uitgehakt in de jungle. Ten noorden van het dorp ligt een strand met zwart zand, ten zuiden een strand met wit zand. Daar is ook het Cahuita National Park, waar je het pad door de jungle kan volgen. Toegang is gratis. Toen de overheid entree wilde gaan heffen, barricadeerden de inwoners van Cahuita de wegen. Ze wonnen en hun National Park is nog immer vrij van entreegeld. Donaties zijn vanzelfsprekend welkom.

Dit paradijselijke dorp en haar inwoners lenen zich voor een boek. Een schrijver zou hier een jaar moeten verblijven en de kleurrijke personages portretteren. Uit de afzonderlijke portretten zal dan de ziel van deze mooie plek naar boven komen. Onze schrijver doet er goed aan te beginnen bij Sankey, de curator – en enige medewerker – van het piepkleine Afro-Carribean Museum en tevens auteur van het boek 'What Happen': een geschiedenis van dit oord met verhalen die jarenlang mondeling zijn doorgegeven.

Daarna zou hij vrienden kunnen worden met Mack, de eigenaar van reggaebar Coco's, waar alle nachtwezens zich verzamelen. Mack weet zonder twijfel geheimen van zijn clientèle en kan de schrijver bij hen kan introduceren. Maar misschien heeft onze Hemingway eerst honger en gaat hij eten bij Madame Edith, die haar restaurant volledig in haar eentje bestiert en zelf de bestellingen opneemt, de drankjes inschenkt, het eten bereidt en serveert en met je afrekent. Soms wacht je bijna een uur maar de 'carribean chicken' in cocosmelk is zo mals dat het vlees van het bot valt als je erop blaast. Edith is een grote zwarte vrouw die zwijgend serveert en het zal niet makkelijk zijn voor de schrijver om haar aan het praten te krijgen, maar ze is onmisbaar voor het boek.

Cahuita is van oorsprong weliswaar een Jamaicaanse nederzetting maar tegenwoordig is de bevolkingssamenstelling zeer divers. Dus moet de schrijver ook op bezoek bij de Latino's en de Amerikaanse en Europese expats. Dat levert direct leuke, nieuwe perspectieven op want dankzij hun afwijkende achtergrond en referentiekader beschouwen zij de wereld om hen heen natuurlijk volstrekt anders.

Vriend schrijver zou eens aan de twee mooie Costa Ricaanse meisjes, die over de enige verharde weg in het dorp flaneren, moeten vragen wat ze verwachten van het leven. Waarschijnlijk kijken ze dan achterom waar hun voorland loopt in de vorm van hun moddervette moeders. Aan elke schouder hangt een olifantenpoot, ze hebben kwabbige ruggen en een reet als de achtersteven van de Titanic. Vrouwen worden snel een beetje vadsig hier.

Dan naar de expats, die vrijwel altijd een hotel bestieren. Kleine gelegenheden zonder pretentie met niet meer dan vijf kamers die direct vanaf de straat – of het strand – toegankelijk zijn. Ze zijn gemaakt van hout en hebben golfplaten daken. Voor een 'cabina' met warme douche moet extra worden betaald. De eigenares van Cabinas Brisas del Mar ('hutjes zeewind') is de Amerikaanse Jenny. Ze vertelt graag, maar zelden coherent, dus de schrijver moet gezegend zijn met een talent om tussen de regels door te lezen. Maar misschien kan ze een boute uitspraak doen over hoe zij en de andere hoteleigenaren van het eerste uur, aankijken tegen de recente hoogbouw in het dorp: twee betonnen hotels en één in aanbouw van maar liefst drie verdiepingen. Airconditioning en kabel-TV zijn gearriveerd in Cahuita.

Wellicht dat de auteur vervolgens doorverwezen wordt naar de Zwitserse dame die schoonmaakbedrijfje 'Clean & Clear' bezit. Ze komt letterlijk bij iedereen binnen en is mogelijk een waardevolle bron van informatie. En wie is toch de eigenaar van 'Rudi's Wurstelbar': een gammele houten kar midden in het dorp waar meestal niks gebeurt, maar soms opeens een barbecue brandt. Degene die de bratwurst draait heet zeker geen Rudi, want het is een gekleurde dame.

Maar het gaat niet alle expats hier voor de wind. Mogelijk heeft de schrijver bij aankomst in het gehucht al kennis gemaakt met Lisa. Ze komt uit Duitsland, is graatmager, draagt vale T-shirts en heeft een junkenkop. Met haar bijna tandeloze mond spreekt ze toeristen aan en biedt aan ze naar een hotel te brengen. De meesten negeren haar, alleen de Duitstaligen accepteren soms de hulp. Want wie laat nu een landgenoot staan en, ach, wat kan het kwaad om een paar dollar te geven voor een dienst? Maar Lisa houdt haar hand niet op. Het zijn de hoteleigenaren die haar soms iets toestoppen, uit liefdadigheid. De schrijver wil het verhaal van Lisa graag hebben. Hoe glij je als bevoorrechte West-Europese in godsnaam af tot de status van dakloze junk in Costa Rica? Het zou het begin kunnen zijn van een groter thema: de schaduwkanten van het paradijs.

Als onze Harry Mulish in spe dat pad besluit te bewandelen moet hij zeker de drugsdealers benaderen. Daarmee heeft hij direct een hele generatie aan inwoners te pakken want iedere zwarte jongen onder de dertig dealt. Het is niet hun baan, maar slechts een nevenactiviteit. Ze hebben het spul toch, omdat ze zelf gebruiken en proberen iets te verdienen door de rest te verkopen. Als dat niet lukt, is er geen man overboord. Wanneer de toerist 'nee dank je' antwoordt, dan volgt steevast het 'no problem, my friend', soms gevolgd door de rasta-uitdrukking 'one love!'. Geld verdienen is leuk, maar het moet niet teveel moeite kosten. Dat geldt voor alle vormen van bedrijvigheid hier: legaal en illegaal.

Naar verluidt is er nog één andere illegale bezigheid in zwang in dit gebied: het sekstourisme. Stikt het van de treurige dikke mannen die een jong meisje zoeken? Dat had je gedacht! De sekstoeristen zijn vrouwen en ze komen voor de gespierde rasta's. Onze schrijver zal dus op zoek moeten naar een seksbeluste dame en een rasta die zijn diensten aanbiedt. Dat is niet zo makkelijk. De heren staan niet te wachten achter een raam met een rode TL-balk. Het is een zeer informele vorm van prostitutie. De jongens versieren vrouwen in een bar of op het strand. Niet elke dame weet van tevoren dat het hier om betaalde liefde gaat. Maar betalen doen ze allemaal, want wie zegt er nee met een grote neger in de kamer? Overigens weet het gros van de vrouwen precies hoe het werkt, zij spreken over 'rent-a-rasta'.

Is elke lokale jongen een bijbeunende drugsdealer en deeltijd prostituee? Er zijn natuurlijk de regelbevestigende uitzonderingen. Neem bijvoorbeeld 'King', volgens iedereen de mooiste jongen van het dorp. King vaart elke ochtend om negen uur uit naar het koraalrif, waar toeristen kunnen snorkelen. Als het water die dag te troebel blijkt, of de golven te hoog, dan neemt King zijn gasten kosteloos mee de jungle in, waar hij demonstreert een fantastisch talent te hebben om apen en luiaards in de bomen te signaleren en slangen op de grond. En zou de schrijver dan vragen of de kokosnoten eetbaar zijn dan klimt oermens King een palmboom in en keert terug met de vrucht, die hij doorklieft met één enkele haal van zijn machete.

Het boek is niet compleet zonder een passage over Mister Big. J.: een neger met een grijze ringbaard en een oorbel. Op de deur van zijn winkel staat: 'De laatste cowboy van Cahuita.' Het is een 'one-stop-shop'. Bij hem kun je terecht voor een snorkeltour, fietsverhuur, excursies te paard, boekenuitleen, een bezoek aan het indianenreservaat, lezingen over lokale geschiedenis en nog minstens twintig andere diensten. Zijn 'core business' is echter de wasserette. Voor vier dollar wast de laatste cowboy van Cahuita je vuile onderbroeken die je schoon, droog en opgevouwen terugkrijgt in een vuilniszak met je naam erop.

Nieuw in het dorp is de Australische Asiah, die eigenlijk gewoon Kate heet. Asiah is de naam die ze aannam na haar inwijding in de geheimen van Tantra-Yoga. Ze is drie weken geleden als bezoeker gearriveerd en wil niet meer weg. De schrijver zou Asiahs pogingen om zich vestigen en zieltjes te winnen voor de lessen Tantra-Yoga als een soort rode draad in het boek kunnen opnemen. Stiekem hoopt hij dat Asiahs verhaal eindigt in desillusie, dat is smeuïger.

De rugzaktoeristen zijn zich vanzelfsprekend niet bewust van wat er zich onder de oppervlakte afspeelt, daarvoor blijven ze te kort. Het mooie, lange meisje met het rode haar en het ondeugende gezicht vertrekt na anderhalve dag weer naar het busstation: de grote rugzak op de rug, de kleine op de buik, twee stevige loopschoenen bungelen met de veters aan haar bagage. Misschien is ze Nederlands; daarvan zijn er veel hier. Meestal herken je ze van grote afstand: zwetende kaas in de zon.

Om alles in perspectief te plaatsen voert de schrijver aan het eind van het boek een man op die men 'de filosoof' noemt. Hij zegt dingen als: 'In San José had ik een fiets. Ik gebruikte hem een decennium lang zonder problemen. Ik nam de fiets mee naar Cahuita en hij was na tien weken verroest.' Hij praat op een karakteristieke manier; vol en rond en met nadruk op het laatste woord van elke zin. Praten doe je hier met je lippen en niet -zoals wij- vanuit de keel. 'Alles roest hier. Wij ook. Zelf ben ik natuurlijk volkomen vastgeroest. Terug naar San José kan niet, want alles kost daar geld. En geld heb ik niet. Het strand en de zee kosten me niets.' Het klinkt diepzinnig en de schrijver is tevreden, want de lezer zal geloven dat hij geslaagd is om tot de kern van zijn onderwerp – welke magie de volatiele samenstelling van mensen in dit dorp bijeen houdt - door te dringen.

Is er een broodschrijver te vinden die er zin in heeft? Zelf heb ik de tijd niet en bovendien: mijn geloofsbrieven zijn te mager. Daarnaast is het portretteren van een geïsoleerde, excentrieke gemeenschap in de romanvorm een nogal platgetreden genre. Het is al tientallen keren gedaan. Cahuita moet voorlopig tevreden zijn met een veel te lang bericht in een weblog.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten