dinsdag 17 november 2009

Licht en duister

Donkerder dan dit wordt het niet. De gaten tussen de schaarse straatlantaarns zijn soms akelig groot en slokken me geheel op in de duisternis. Ik loop over een betonnen voetpad, de enige verharde corridor in het enige dorp op dit eiland. Links en rechts van het pad staan huizen, oude gammele onderkomens van verweerd hout. De felle kleuren van de afbladderende verf breken soms door het donker heen. Het voetpad is niet breed en de huizen staan dichtbij, dus het voelt claustrofobisch. Achter de huizen links is de zee, ik hoor hem, hij is zeer dichtbij, maar ik zie alleen de maanloze nacht. Achter de huizen rechts begint de steile heuvel met het oerwoud. Dit dorp, dat de naam Old Bank draagt, zal nooit groter worden dan een voetpad met twee rijen houten constructies aan weerskanten.

Ik loop door. Zwarte mensen, gecamoufleerd in de nacht, verschijnen soms ineens uit het duister. Je ziet vooral hun ogen, die soms wit zijn, maar vaker geel en bloeddoorlopen. Ik hoor de mannen die discussiëren in het onverstaanbare Guari-Guari lang voordat ik ze zie. Het schijnt een dialect van Engels te zijn. Dan passeer je opeens een andere westerling, hij kijkt naar je als een ree in de koplampen van een aanstormende auto. Twee kinderen doemen op. Wat doe die zo laat buiten? Wees niet zo stom, het is pas zeven uur. Zo dicht bij de evenaar is het om half zes al stikdonker en speelt je interne klok spelletjes. Mijn maag knort. Hoe ben ik hier verzeild geraakt?

De kamikazepiloot van het polyester bootje neemt elke golf frontaal. We vliegen over de schuimtoppen en komen met een klap weer op het water terug. Ik vergewis me ervan dat m'n rugzak niet overboord kan vallen. Het is het eind van de middag. De zon, die eerder die dag nog ongenadig scheen heeft zich teruggetrokken achter de regenwolken. Het is gaan waaien. Er zit een suggestie van schemer in de lucht. De bestuurder is ontspannen, maar de noodzaak tot haast maken is voelbaar. Ze noemen dit een watertaxi, maar eigenlijk zijn het allemaal snorders: jongens met een bootje die je benadert aan de waterkant. Er is geen officiële veerdienst tussen Isla Colon en Isla Bastimentos.

Old Bank, de enige nederzetting op Bastimentos is een waterdorp. Veel huizen staan geheel of gedeeltelijk op palen in de zee. Gezien vanaf het water is het een wirwar van houten vlonders en steigers. Mijn aquatische chauffeur zet me af bij Cabina Tio Tom, oftewel: Uncle Tom's Cabin, oftewel: De negerhut van oom Tom – waarom draagt de Nederlandse vertaling als enige het woord 'neger'? Twee gasten in hangmatten op een vierkante steiger met een dak van bananenbladeren zien hoe mijn taxi contact met de wal maakt. Ik kijk in mijn portemonnee en vloek inwendig omdat ik alleen een biljet van 10 dollar heb; de afgesproken prijs voor de rit was 4 dollar en niemand hier heeft ooit wisselgeld. 'Het is je geluksdag', zeg ik. 'Nee, geen probleem, ik kan wisselen', zegt de bestuurder. Zoveel eerlijkheid ben ik nog niet eerder tegengekomen in deze contreien.

Het boottochtje van het toeristische hoofdeiland Colon naar Bastimentos was de laatste etappe van de reis naar het Panamese eilandenrijk Boca´s del Toro die hemelsbreed zeer kort was, maar verder nogal omslachtig en tijdrovend. Halverwege de ochtend stap ik in een hete bus in Puerto Viejo die over deels onverharde wegen naar de grens bij Sixaola rijdt. Alleen de toeristen leggen de hele weg af, de bus stopt elke vijf minuten om een Costa Ricaan uit te laten stappen.

Europeanen weten niet meer hoe een grensovergang eruit ziet. We zijn gewend om zonder snelheid te minderen Duitsland of België in te zoeven. Ik wacht een uur bij de Costa Ricaanse douane omdat ze zijn gaan lunchen. De grens is een rivier die overgestoken dient te worden via een oude, roestige spoorbrug waar allang geen treinen meer rijden en waar mensen nu te voet over een gammel plankenpad naar de Panamese kant lopen. De douane aan het eind van de brug werkt sneller dan die aan het begin. Dan met zes anderen in een taxibusje dat ons naar de veerdienst in Almirante brengt. Oversteken in het dichterbij gelegen Changuinola gaat niet: de haven is overspoeld door de aanhoudende regen. Dat is op deze warme dag moeilijk voor de stellen. Er zijn natte plekken in m'n shirt verschenen en mijn voorhoofd dreigt te verbranden.

Mijn kamer bij oom Tom is geheel opgetrokken uit bruine houten planken, het raam is een houten luik dat ik stut met een stok om het open te houden, de douche geeft alleen koud water, maar verder is het een schoon en comfortabel onderkomen. Ik installeer me, ga op bed liggen en val in slaap. Een uur later word ik wakker met avondlucht in m´n neusgaten. Ik hoor de zee klotsen en zie het fluorescerende water door de kieren van de houten vloer. En ik heb honger.

Nieuwe plekken dienen altijd eerst bij daglicht verkend te worden, anders loop je al snel verloren rond, zeker in een dorp zo duister als dit. Ik loop over het donkere pad. Een deel van me wil terugkeren naar oom Tom´s schuilplaats maar dan word ik overspoeld door het licht van een restaurant rechts van me. Het is er vrolijk en het eten is lekker. Ik stap de duisternis weer in met een volle maag en hervonden moed. De klanken van keiharde salsa leiden me naar een schuurachtige bar. Het laatste stukje naar de deuropening betreft een donker zandpad dat ik vooral op gevoel afleg; niet voor het eerst knaagt het vermoeden dat ik mijn moeders nachtblindheid geërfd heb.

Binnen baadt het bargedeelte in licht, de rest van de ruimte is donker. In obscure hoeken gaan jongenshanden op ontdekkingstocht over een meisjeslichaam. Ik wil guaro drinken, een regionale drank die op wodka lijkt en lekker is met ijs en beetje sprite of soda. Ik bestel eerst met de merknaam – Casique – en probeer dan de soortnaam als ik het onbegrip zie in het gezicht van de bartender. Een anonieme witte fles verschijnt. Ik begrijp: dit is de zogeheten guaro-contrabando. Casique is de enige officiële producent, de andere guaro's zijn strikt genomen verboden waar. Soms zijn de methanol-gehaltes in de drank gevaarlijk hoog. Van methanol word je op de lange termijn blind. Het spul smaakt goedkoop, de mate van verfijning is slechts één stap boven thuisbrouwsels. Ik vrees de kater en laat me niet meer dan vier keer inschenken.

Toch word ik wakker met steken in mijn kop. Geel licht beukt op de planken van de kamer en probeert via alle kieren en gaten een weg naar binnen te vinden. Buiten zindert de dag. Tom serveert zijn gasten ontbijt aan het water onder een afdak. Ik krijg koffie. 'En een fles water graag Tom'. De wereld is nog nooit zo kleurrijk geweest. Zwarte kinderen springen vanaf een steiger in azuurblauw water met beboste bergen van smaragd op de achtergrond.

Ik loop naar buiten en de liefelijkheid van het dorp overvalt me. Grote vrouwen lachen naar je vanaf hun veranda's. Oude mannen roken sigaren op een bankje, bootjes met vis of mens zoeken een aanlegplek. De zon schijnt en mijn hypothalamus produceert een feestmaal aan endorfine.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten