vrijdag 20 november 2009

Hinde

Ze staart naar het ding in mijn hand: een zacht, plastic, roze speelgoed hert, zo eentje die piept als je erin knijpt. Alleen piept deze niet meer. De pieper is weg en de verf is gaan slijten vanwege de vele mensenhanden die het hert beroerd hebben. Ervoor in de plaats is de smerige grijszwarte waas gekomen die je ziet op oud kleuterspeelgoed.

'Het is de sleutelhanger van m'n kamersleutel maar', verklaar ik. 'Geen ketters idool waar ik totemistische eigenschappen aan toeschrijf.' Ze lacht. Ik adoreer haar omdat ze dit soort uitspraken, over 'ketterse idolen' en 'totemistische eigenschappen' direct begrijpt. Op het hertje zijn bloemen getekend om de suggestie te wekken dat het, de poten onder het lijf gevouwen, in een weide ligt. Het is geen bijster masculine sleutelhanger.

We staan buiten. Ze riep mijn naam, ik herkende de stem en verliet de kamer met een haastig aangeschoten stinkend T-shirt om het bovenlijf en mijn hert. 'Ik vertrek vandaag', zegt ze. 'Hoe laat?' 'Nu, direct.'

In mijn maag groeit een steen. Ik ben slecht in vluchtige contacten en word verliefd – voor een minuut of voor een jaar – op elke dame die lief voor me is. Het is me dan ook een mysterie waar de eeuwige, obsessieve drang vandaan komt om altijd in het gezelschap van een meisje te willen verkeren. Als ze weg gaan voel ik me altijd alleen, ellendig en verlaten. Deze week heb ik me drie keer alleen, ellendig en verlaten gevoeld.

Er volgt een omhelzing en we wensen elkaar succes. Ze draait zich om, ik kijk haar na.

De man met de machete die het oerwoud uit de berm verwijderd ziet hoe een buitenlandse jongen lang op het pad staat; een steenharde blik in zijn ogen, een gespannen kaak, zijn rechterhand wurgt een zacht, roze speelgoed hertje, omdat hij een ander zacht, roze speelgoed hertje uit zijn blikveld ziet verdwijnen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten