Laten we hem Pedro noemen.
Wie
hem ziet, verwacht geen grootse dingen. Hij is midden dertig, klein
en pezig. Zijn mosterd-gele uniform, hoewel keurig in de plooi,
floddert een beetje om zijn lijf. Zijn kapsel is geen middel tot
zelfexpressie, het is gewoon netjes kort geknipt.
Pedro
is steward op de luxe busdienst van Cuzco naar Ica. Van de geïsoleerde Andes naar de cosmopoliete kustregio, waar de mensen er
anders uitzien dan hij. Pedro heeft een volbloed-indianenkop, een
scherp gesneden donker gelaat met de kenmerkende hoge jukbeenderen
van de Inca's. Aan de kust, in Lima, in Ica, in de smeltkroes, zijn
het allemaal mestiezen met Spaanse trekken.
Pedro
is pas opzienbarend als hij in beweging komt. Pedro de flits. Pedro
bliksemschicht. Een fenomeen. De bus schudt, de bus slingert. Het is
een rit van zeventien uur en nergens is de weg vlak of recht. Op en af,
bocht na bocht, langs ravijnen, zeventien uur lang. Een informatiefilmpje
laat weten dat de bussen van Cruz del Sur zich altijd aan de
voorgeschreven maximumsnelheid van 90 kilometer per uur houden. Een
overbodig gegeven. 90 kilometer per uur betekent een gegarandeerde
dood op deze bergwegen. De kilometerteller, zichtbaar in de
passagierscabine, schommelt rond de 45.
Alles
schommelt, behalve Pedro de berggeit. Hij flitst door de rijdende
bus. Met headsets voor de radio in je armleuning. Met armen vol
kussens en dekens. Met een tree thee en koffie rent hij de trap af
tussen de twee verdiepingen van de dubbeldekker en komt boven met
blad gestapelde magnetronmaaltijden die hij met verbluffende vlotheid
uitdeelt, als een robot vermomd als Inca. Nooit morst hij een
druppel. Als passagiers opstaan om naar de wc te gaan, liggen ze
prompt bij hun buurman op schoot en zwalken als dronken nijlpaarden
door de bus. Pedro trekt zijn afvalkarretje het middenpad op tijdens
een steile afdaling en schuift mechanisch de lege dienbladen op hun
plek. Nooit wankelt hij, nooit houdt hij zich vast, nooit moet hij
zijn evenwicht hervinden.
In
een mum van tijd zijn twee verdiepingen aan passagiers gelaafd en
gevoed. Dan neemt ook Pedro plaats op zijn stoel achterin, naast de wc, maar hij blijft aanspreekbaar. Zijn dienst stopt pas als de bus zijn eindbestemming heeft bereikt.
Zeventien
uur is lang genoeg om te fantaseren over Pedro's leven buiten de
bus...
Laten
we haar Mariposa Lopez noemen.
Mariposa
Lopez woont in het appartement boven dat van Pedro. Ze is van Lima
naar Cuzco verhuisd. Ze is kapster. Pedro vindt Mariposa Lopez een
ravissante verschijning, maar is er de man niet naar om dat te
zeggen. Soms heeft Mariposa Lopez een vriendje. Mannen met vet in hun
achterovergekamde haren, die haar soms een blauw oog bezorgen, waarna
ze ze aan de straat zet. Pedro zegt er niets van, behalve wanneer ze
hem om zijn mening vraagt.
Mariposa
Lopez staat vaak voor de deur als Pedro net zijn bed is ingedoken na
een lange dienst op de bus. Pedro doet altijd open. Als Mariposa
Lopez het slaperig hoofd van Pedro ziet verontschuldigt ze zich met
overgave, maar het weerhoudt haar niet om de volgende keer gewoon
weer te kloppen.
Pedro
leent Mariposa Lopez suiker. Pedro vult haar olie bij en zegt dat ze
nodig de remmen van haar kleine auto moet laten nakijken. Pedro
repareert een lekkende kraan. Mariposa Lopez serveert rijst met
zeevruchten, waar hooglander Pedro niet zo veel om geeft, maar hij
eet glimlachend.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten