dinsdag 18 maart 2014

Foeischoon en wonderlelijk

Bogota: door een designerbril bestuderen de ogen van een jonge kunststudent een oude zwerver. Vlijtige handen schetsen een verziekt gelaat dat van steen lijkt. De zwerver heeft een ernstige huidaandoening. Zijn gezicht is geheel bedekt met grauwe bulten die etteren en bloeden.

Bogota heeft vele gezichten.

Bogota: waar de toeristenbordjes een onderschrift in braille hebben, maar de trottoirs zoveel gaten dat je een enkel verstuikt.

Waar rijen veelkleurige vuilnisbakken je aansporen tot het sorteren van afval, maar het straatbeeld beheerst wordt door aangevreten zakken.

Waar de populatie massaal fietst door het op zondag autovrije centrum, maar de bussen zwarte rook blazen.

Waar de gevels van musea en kunstgalerijen naar pis stinken.

Dat dankzij zijn uitstekende universiteiten de titel 'Het Athene van Latijns-Amerika' draagt, maar waar kinderen in slechte wijken moeten kiezen tussen school in de ochtend of school in de middag, omdat er twee keer meer kinderen dan schoolbanken zijn. 

Waar de graffiti even vaak spectaculaire kunst als visueel vandalisme is.

Waar dezelfde straten die overdag bruisen, 's nachts unheimisch zijn.

Bogota is alleen te vatten in tegenstellingen. Een groot deel van zijn bevolking is jong, hip, geleerd en vooruitstrevend, sexy en stijlbewust. Ze wonen en werken in de elegante torens van de noordelijke wijken. Met een bewaker voor de deur en een tuinman in dienst voor de perkjes en het dakterras. Hun hakken tikken op de gepolijste vloeren van luxe winkelcentra, waar de prijzen zelfs een Europese portefeuille een spasme kunnen bezorgen. Je kan er van de straat eten.

Verder naar het zuiden verandert het straatbeeld snel. De grootste paradox van Bogota is het historisch centrum, ook bekend als La Candelaria. Lange tijd was La Candelaria één van de meest gevaarlijke en verwaarloosde wijken. Bogota groeide rap naar het noorden (325.000 inwoners in 1938, meer dan 7,5 miljoen nu) en leefde met zijn rug naar het oude centrum. 

Sinds de opkomst van het internationaal toerisme in het afgelopen decennium is er hernieuwde aandacht voor oud-Bogota, maar het blijft een zorgenkindje. De talrijke nieuwe hotels houden hun voordeur permanent op slot. Gasten worden verzocht nooit open te doen als de deurbel gaat. Vele straten zijn veilig, ook 's nachts, maar het is een geforceerde veiligheid met twee agenten op elke straathoek en tien op elk plein. Oud-Bogota is een potpourri van charmante cafés en gebroken ruiten. In de nieuwe parkjes en op heraangelegde pleinen, slapen zwervers. Niet alle stront op straat is hondenstront.

Ten zuiden van het oude centrum houdt Bogota op – volgens de kaart die de toerist krijgt althans. Wat nog verder zuidelijk ligt, bestaat niet (nog niet). De echte probleemwijken worden niet getekend, want de ongeïnformeerde toerist moest eens het idee krijgen dat daar straten zijn waar je in kan lopen, dat daar misschien iets te zien is. Het imago van Bogota – één van de gevaarlijkste steden ter wereld in de jaren 1990 – is broos; men zit niet te wachten op slechte reclame veroorzaakt door overvallen op al te avontuurlijke toeristen.

Bogota: wijn drinkende meisjes in Chanel-uniform op een zonnig terras en een vrouw in de regen die het gezwel op haar buik laat zien, de schaamte voorbij.

Bogota is als een fotomodel, gekleed in een jute zak.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten