Juffrouw
Miriam weet het wel: Ecuador is beter dan Peru. En ze is blij dat ik
het met haar eens ben. De docente Spaans vindt Peru viezig en
chaotisch vergeleken met Ecuador. Op een verontschuldigende toon zegt
ze: “Sorry, maar ik hou nu eenmaal van Ecuador, en vooral van
Cuenca.” (veel grammaticale voorbeeldzinnen die ze op het bord
schrijft, volgen het stramien “Cuenca is beter / leuker / schoner /
mooier / ouder / veiliger / vriendelijker dan Quito / Loja /
Quayaquil / Lima / Bogota etc. etc.”)
Cuencanos
zijn trots op hun stad. Het is een blije, vrolijke trots. Op verveeld
snobisme heb ik ze – en de Latijns-Amerikaan in het algemeen –
nooit kunnen betrappen.
Juffrouw
Miriam geeft toe dat Peru de betere ruïnes en de betere musea heeft,
maar verder... Ik doe een duit in het zakje en zeg iets over de ergerlijke Peruaanse gewoonte om een huis van twee verdiepingen uit betonblokken op te trekken, maar de wapening van het beton nog een
paar meter door te laten lopen voor een eventuele, toekomstige, derde
verdieping. Talloze huizen hebben een foeilelijk kapsel van
roestbruine sprieten.
Juffrouw
Miriam valt me geestdriftig bij: “Juist! En die derde verdieping
komt er dus nooit! In Ecuador zie je dit veel minder, en in Cuenca
mag het helemaal niet. Hier hebben we bouwregels. Een huis moet
afgemaakt worden. Je mag het niet half bouwen en dan tien jaar
negeren.”
Is
Ecuador welvarender? Komt het daardoor? Het BNP per hoofd van Ecuador
wordt op 8.600 dollar geschat, dat van Peru op 10.200 dollar (cijfers
van 2011). Dus het verschil in inrichting van de openbare ruimte is
eerder een kwestie van cultuur en regelgeving (Nederland
is immers ook niet significant welvarender dan België).
Juf
Miriam heeft het verder ook niet zo op de Peruaanse medemens. Die schijnt
nogal hooghartig te kunnen zijn tegen latino's met gemengd bloed,
omdat hijzelf vaker een volbloed indiaan is. Deze ervaring deel ik
vanzelfsprekend niet. Integendeel, de Peruanen ervaar ik als
hartelijke en eerlijke mensen (evenals de Ecuadorianen trouwens). Ze
willen je graag helpen of informatie verschaffen, de horeca werkt
niet stiekem met twee prijzen – goedkoper voor lokalen, duurder
voor westerlingen – , als je per ongeluk teveel betaalt, krijg je
het steevast terug, en taxichauffeurs noemen niet eerst een
belachelijke prijs bij het instappen en hebben bovendien altijd
genoeg wisselgeld (dat is bijvoorbeeld in Costa Rica wel anders).
Juf
Miriam en ik zijn het wel weer eens over de staat van het wagenpark
van Peru versus het wagenpark van Ecuador. Om kort te zijn: Peru
stinkt permanent naar uitlaatgassen, want de auto's zijn er twintig
jaar oud of van goedkope Chinese en Indiase merken die je in Europa
niet ziet omdat ze niet aan de milieunormen voldoen. In Cuenca rijden
de taxichauffeurs in een moderne Hyundai of een Chevrolet. In
Peru rijdt een vloot curieuze taxiwagentjes rond: ronkende, merkloze,
blauwrokende dingen – ze zien er uit als een Fiat Panda model 1985,
maar dan lelijker. Vanwege het buitenleven, de (half)open bars en
restaurants, kan je zelden ontsnappen aan de stank. Na drie weken was
ik het behoorlijk beu dat m'n lunch naar Super 88 smaakte.
Waar
je ook ter wereld komt, er blijft een grappige – meestal
onschuldige – animositeit bestaan tussen buurlanden. Peru is beter
dan Ecuador (dixit Peru), Ecuador is beter dan Peru (dixit Ecuador).
En Nederland kan alle stormen aan zolang onze wegen maar beter zijn
dan die van de Belgen en we af en toe kunnen foeteren op de
moffenkuilen in het Scheveningse strand.
De
“schrijver” in me probeert daar boven te staan – wars van de
waan van de dag, wars van loyaliteit aan de natie-staat – en zoekt
naar “universele waarheden”. En wanneer hij vergelijkt dan is het
ene land nooit beter dan het andere, alleen maar “anders”. Maar
ik kon niet verliefd worden op Peru. Wel op Ecuador – en op juf
Miriam natuurlijk.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten