woensdag 14 april 2010

Zoek je niche!

Een nakomertje uit Guatemala. Voor de goede orde: inmiddels ben ik veilig aangekomen in Mexico-Stad waar ik van de gastvrijheid geniet van vriend Raimon.

Voor de normale, weldenkende toerist is het niet eenvoudig een plek langs het Lago Atitlan te vinden die bekoord. Atitlan is een omgeving van natuurlijke en sociale extremen. De reiziger arriveert in het stadje Panajachel, waar niemand blijft, en laat zich met een bootje overzetten naar één van de dorpen rondom het meer. Wegen tussen de dorpen zijn er niet, alleen rotsachtige paden.

Ik verken een rustiek gehucht met de naam San Marcos. Het is er aangenamer dan het nabijgelegen San Pedro: het Ibiza van het meer, met clubs en pubs, bier en drugs en heel veel internet-cafés . Alles wat jong, dom en geil is, verblijft er. Niet zo heel lang geleden had ik hier mijn backpack afgedaan, maar nu gruwel ik van het idee.

Het isolement van de verschillende dorpen maakt dat er sprake is van een absurde vorm van vrijwillige, sociale segregatie. Het lievelijke San Marcos blijkt een toevluchtsoord te zijn voor hippies. Het stikt ervan. Ik zie bordjes die zen-yoga en reiki adverteren. En maan-therapie, regressietherapie, finse sauna's, indiase hoofdmassages, astrologie, kabbalah, kristal-therapie, nog vijf soorten yoga, en sessies waarin je je zesde chakra of totemdier (of beide) kan vinden. Al het ziels- en lichaamsgekneip wordt omschreven als 'holistisch': een woord dat tegenwoordig hevig aan erosie onderhevig is en slechts met grote terughoudendheid gebruikt dient te worden. Een westerse peuter jaagt achter een hond aan, op een katoenen luier en een traditionele kralenketting na, is hij naakt.

Ik loop verdwaasd en peinzend in San Marcos rond. Al die zogenaamde individuen, al die unieke geesten, met hun spiritualiteit en innerlijke kracht, kiezen ervoor om tegen elkaar aan te schurken op één vierkante kilometer. Alles is ook 'eco'. Honderden 'wereldverbeteraars' die ervoor kiezen zich te vestigen in een afgelegen negorij, om zich elke dag bevestigd te zien in hun denken door gelijkgestemden. Zo komen waanideeën de wereld in.

Sinds de Maya's rond het Lago Atitlan hun natuurgoden vereerden (en misschien wel eerder) hebben mensen redenen gezien om zich hier te vestigen. In deze woeste omgeving een leven opbouwen is niet eenvoudig en, op het eerste gezicht, geen logische keus. Het adembenemend mooie meer is geheel omsloten door steile bergen en vulkanen en nog altijd slechts bereikbaar door een lange tweebaansweg met eindeloze haarspeldbochten.

Die ochtend is het meer vlak als een spiegel. Vanaf de waterrand schiet het land de hoogte in. Boeren verbouwen hun gewassen onder een hoek van 60 graden. Er is vrijwel geen vlak stukje land te vinden, hooguit in de kleine uitsparingen aan het water waar de Maya-stammen zich oorspronkelijk vestigden. De dorpen dragen nu christelijke namen. De tuk-tuk is populair, want het is geen sinecure om elke dag naar huis te moeten klimmen.

Iemand raadt me Santa Cruz aan. In een dorp als San Marcos, waar iedereen Indiase flodderbroeken met het kruis tot op de knieën draagt, lees ik zijn geestelijke gezondheid af aan zijn Levi's. Ik wacht een klein kwartier op een lift. De polyester schuit ploegt door de golven richting Santa Cruz. We stoppen in Tzununa waar alle lokale vrouwen in hun traditionele paarsrode gewaden uitstappen. De boodschappen zijn bijeengebonden in een even kleurrijke doek die op het hoofd gedragen word. De kapitein van de boot heeft Eminem opstaan.

Onderweg vergapen we ons aan de optrekjes van de ultrarijken, die tegen de heuvels zijn aangebouwd. Soms is de helling zo steil dat de rotswand de achtermuur vormt. Ze doen denken aan een kruising tussen Minas Tirith, de hangende tuinen van Babylon en Barbie's droomhuis. Deze paleizen beslaan meerdere niveaus, beginnend bij een steiger aan de waterrand en dan verder omhoog via met mozaïek versierde plateaus. Het is hier niet mogelijk om alle verblijven onder één dak te vestigen. Het eerste niveau herbergt misschien het zwembad en de bar, daarboven zijn de gastenverblijven of de keuken of het woongedeelte. Maar bovenin na vijf of zes kronkelende stenen trappen, tientallen meters boven het meer, bevindt zich zonder uitzondering het verblijf van de kasteelheer.

De villa's mogen dan verspreid zijn over het meer, dat neemt niet weg dat alles dat rijk en blank is, elkaar net zo goed weet te vinden als de hippies in San Marcos. Men ontmoet elkaar in de sauna, tijdens de pedicure of manicure, in een cocktailbar of bij een vernissage. Dit meer wordt gedeeld door vrouwen die een klein vermogen uitgeven aan professionele ontharing en vrouwen die weigeren hun okselhaar te scheren. Soms is de wereld een farce.

De gemiddelde reiziger in Santa Cruz blijkt inderdaad niet zo stereotype als degene in San Pedro en San Marcos. Er zijn vanzelfsprekend een paar eco-gekken – terwijl elders in de wereld mensen bidden om riolering zodat eindelijk de cholera beteugeld kan worden, vertelt een Amerikaans stel vol trots dat ze een week in een pot hebben gescheten om water te besparen. Maar ze zijn niet overdreven zichtbaar. In mijn hostel verblijven gasten van allerlei pluimage, je kan er een bed op zaal krijgen voor 3 dollar en een kamer met warme douche voor 30 dollar en alles ertussenin.

De tent wordt bestiert door een Brits-Amerikaans stel, maar werd begonnen door een man die zich Sarito noemt. Sarito is nu tachtig en heeft witte haren en dito baard. In het Santa Cruz anno 2010 is hij een beetje een vreemde eend in bijt. Hij is opmerkelijk scherp. Vlak na de Tweede Wereldoorlog was hij kort in Amsterdam. Ook nu nog lepelt hij zonder moeite straatnamen op. 'Ik was een bewonderaar van jullie architect Dudok. Hoe heet dat plaatsje ook al weer, waar hij al die huizen heeft ontworpen?' 'Hilversum'.

Sarito vertelt over zijn omzwervingen door de wereld. En over zijn tijd als beatnik (ik weet als één van de weinige jonkies wie Ginsberg en Kerouac zijn, dus Sarito vertelt naar hartenlust). Na de beatniks was Sarito een gelukkig getrouwde zakenman in Australië. 'Maar dat liep fout, en toen werd ik een hippie.' Iets in deze zin doet mijn nekharen overeind staan. Ik luister naar Sarito's verhalen over ashrams in India en langzaam verdwijnt mijn bewondering voor de man. Het is een meeloper: van de beats, naar de hippies, naar een geïsoleerde kolonie van boomknuffelaars.

Ik bedenk dat het niet de levensovertuigingen zijn die me soms tegenstaan in mensen, maar het kuddegedrag dat er zo vaak mee gepaard gaat. Hippies, beatniks, katholieken, protestanten, ashrams, communisten, scientology-aanhangers, boeddhisten, krakers, Nazi's, het groepje op het schoolplein: ongeacht de dogma's en doctrines, dankt elke kliek in de geschiedenis haar bestaansrecht aan de angst van mensen om alleen te zijn. We zijn allemaal op zoek naar zingeving, naar een structuur van gelijkdenkenden om ons heen en iemand die ons vertelt hoe deze wereld (en de volgende) in elkaar steekt. De homo sapiens houdt niet van chaos. Ik wens Andrew – zoals Sarito echt heet – een goede nachtrust toe.

In de volgende dagen ontdek ik dat niet alleen de westerlingen er een scherp gedefinieerde visie op de samenleving op nahouden. Een religieuze groepering van lokalen dringt in het weekend gewapend en gemaskerd de bars van San Pedro binnen. Ze sturen de toeristen naar huis en dwingen de uitbaters tot sluiten. San Pedro moet worden heroverd in de naam van de heer.

Zoveel bevlogenheid en energie voor wat in essentie slechts ideeën zijn. Ik kan er met mijn hoofd niet altijd bij. De lokalen verdedigen dan nog hun woonplaats (aan de andere kant: als je lang genoeg teruggaat in de geschiedenis, zijn we allemaal immigranten), maar van de westerlingen krijg ik het idee dat ze de echte samenleving allang gedag hebben gezegd. Ze filosoferen zich naar een betere wereld, maar in de praktijk is het niet meer dan één grote cultus van hedonisme. Goed, er worden af en toe acties georganiseerd waarbij zwerfvuil wordt opgeraapt en waarbij duikers rietstengels in het meer planten om de vervuiling tegen te gaan, en dat is prima. Maar ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat de lopende band medewerker in Detroit of de boer op Sumatra meer bijdraagt aan de vooruitgang dan de escapisten van Atitlan.

Maar de hamvraag is natuurlijk of ik zelf – nu zo'n 150 dagen op vakantie – niet onderdeel ben van het probleem?

Geen opmerkingen:

Een reactie posten